Onder de kop '
Politici moeten geen schelden en haatzaaien willen' trekt Malou van Hintum van leer tegen het plan van de VVD om de opiniedelciten uit het Wetboek van Strafrecht te schrappen. Die kop vat Van Hintums denkfout meteen goed samen.
Zij implicieert daar namelijk mee dat er nu wel politici zijn die voorstander zijn van schelden en haatzaaien. Immers, zo lijkt Van Hintum te redeneren, als je ergens geen voorstander van bent dan moet je het strafbaar stellen. Een volkomen foutieve voorstelling van het strafrecht. Het strafrecht dient juist als ultimum remedium. Het merendeel van de politici zal waarschijnlijk ook iets hebben tegen dikke vrouwen in leggings, maar dat betekent niet dat zij dat dan bij wet gaan verbieden.
Dat principe geldt nog veel meer als het op het vrije woord aankomt. Want alleen door het vrije woord zo ruim mogelijk toe te laten, kan een samenleving verder komen. Het is alleen in de arena van het debat dat opvattingen levend blijven en zich verder ontwikkelen in plaats van onder bescherming van de wet te verworden tot dogma. Het tegenover elkaar zetten van bepaalde groepen is nou juist de essentie van het publieke debat (rijk v. arm, jong v. oud). Dat er zo nu en dan eens iemand zich beledigd voelt, is de prijs die er moet worden betaald voor het leven in een open samenleving.
Van Hintum heeft trouwens wel een punt wanneer zij erop wijst dat schrapping van de opiniedelicten de angst voor islamkritische cartoons niet direct zal wegnemen. Die angst is namelijk veel meer ingegeven door een constante dreiging met geweld vanuit islamistische hoek. Om daar wat tegen te doen zou bijvoorbeeld het doel het publieke debat te ontwrichten als strafverzwarende omstandigheid kunnen worden opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Zo'n soort voorstel maakte overigens ook al onderdeel uit van het in 2009 gepresenteerde VVD-plan.