We zouden geen excuses moeten gaan aanbieden voor het slavernijverleden, schrijft Peter Nicolaï in Het Parool (27 juni 2020), advocaat en senator voor de Partij voor de Dieren, maar een wet moeten aannemen waarbij de slavernij wordt bestempeld als een misdaad tegen de menselijkheid. Is dat een goed idee? De kwestie is actueel geworden omdat op 1 juli 2020 de afschaffing van de slavernij wordt herdacht. In 1863 werden immers wetten aangenomen waarbij de slavernij werd afgeschaft. Nu is dat begrijpelijk: een wet waarbij een kwalijke praktijk wordt verboden. Daar zijn wetten ook voor: het ontmoedigen van sociaal onwenselijk gedrag. Maar zou men wetten ook moeten gebruiken om, zoals hier wordt voorgesteld, een immorele praktijk uit het verleden af te keuren? In de meest krachtige termen af te wijzen? Wat is daarvan de meerwaarde?
Als men die weg inslaat kunnen we nog heel wat symbolische wetten gaan aannemen. Een wet die de deportatie van de joden naar de vernietigingskampen afwijst. Een wet die de inval van Napoleon in Rusland verwerpt. Een wet die het als historische vergissing aanmerkt dat de Katholieke Kerk Giordano Bruno heeft laten verbranden (1600). Een wet die kolonisatie achteraf afwijst.
Wetgeving verandert van een instrument om de toekomst te modelleren in een vlagvertoon over wat we allemaal willen afwijzen in het verleden. Is dat wel verstandig? Zou het niet beter zijn de aandacht te richten op de hedendaagse slavernij dan de slavernij uit het verleden? Denk aan prostitutie. Denk aan onmenselijke uitbuiting in delen van de wereld waar vormen van slavernij nog steeds bestaan.
Dit artikel is geschreven door
Paul Cliteur en Loek van Wely.
Paul Cliteur en Loek van Wely zijn lid van de Eerste Kamerfractie van Forum voor Democratie.