Opmerkelijk stuk vandaag in
de Volkskrant van oud-politicus Bert de Vries (CDA) over de eurocrisis. Ik heb het twee keer gelezen, omdat ik niet precies doorgrond wat er staat, en het is mogelijk dat ik er bij een derde keer weer andere dingen in lees. Maar het is goed dat oud-politici die er twintig jaar geleden 'bij' waren toen de EMU in elkaar werd gezet, hun visie op de euro geven, ook al doet Bert de Vries alsof hij toen slechts een afstandelijk waarnemer is geweest. Voor de jongeren onder u: De Vries was in de jaren tachtig fractievoorzitter van het CDA, als zodanig spin in het web van de Haagse politiek, en van 1989 tot 1994 - het tijdperk van 'Maastricht' - minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij gold als een verkapte PvdA-minister. In 1987 lanceerde hij als CDA-man met een sociaal gezicht de 'Bert-norm', waarbij volgens hem de collectieve uitgaven op zestig procent (!) van het nationale inkomen moesten blijven. De Vries was een econoom van wie gezegd werd dat hij de cijfers van het Centraal Planbureau op zijn nachtkastje had liggen. Een wakkere man dus.
De Vries zegt een heleboel, maar op zo'n droge manier dat velen er schouderophalend aan voorbij zullen gaan. Het is bovendien allemaal niet 'nieuw' wat hij zegt, vele opmerkingen zullen de lezers van de Dagelijkse Standaard bekend voorkomen. Hij heeft het bijvoorbeeld over de noodzaak dat er naast toetredingsregels tot de euro ook regels moeten komen die het mogelijk maken om weer ordelijk uit te treden. Overigens een typisch Nederlandse opvatting, dat blijven vertrouwen op regels. Het punt is dat zo'n uittreding in geen enkel geval ordelijk zal verlopen, zoals ook de huidige crisis al allerminst een ordelijk beeld laat zien. Mij lijkt dat de zuidelijke lidstaten voor hun huid vechten. En in zo'n geval doen regels helemaal niet terzake en zullen de partijen in nood alles doen om te blijven aanklampen en desnoods de rest naar beneden te halen. Tegelijk kunnen de (nu nog) financieel sterkere landen hun handen niet van de zuidelijke landen afhalen, omdat de beer los is wanneer staten elkaars schuldposities niet meer erkennen. Dat simpele feit schijnt voor velen op de Dagelijkse Standaard, die denken dat de eurozone wel even op een achternamiddag ('nu het nog kan,' lees ik steeds, alsof dat station op zijn laatst in 2001 niet allang is gepasseerd) tot een solide groepje kernlanden kan worden teruggebracht, heel moeilijk te begrijpen te zijn.
Mij troffen een paar dingen. Allereerst zegt De Vries dat het ten tijde van 'Maastricht' (1992) niet hardop mocht worden gezegd dat het belangrijker is dat staten in een muntunie economisch naar elkaar toegroeien dan dat er allerlei strenge financiële criteria worden gesteld. Zonder politieke en fiscale unie is een muntunie gedoemd uiteen te vallen. Dit geldt in Den Haag nog steeds als taboe, al zien sommigen de huidige eurocrisis als een uitgelezen kans om alsnog tot zo'n unie te komen - stiekem via de achterkamers. De Vries is daar (als zovelen nu) sceptisch over. Hij noemt het ook zorgelijk dat het maar niet tot de Duitse en de Nederlandse beleidsmakers wil doordringen dat de euro slechts houdbaar is als de EMU-staten naar een soort Europees gemiddelde tenderen. Dat lijkt mij terechte kritiek. Want in Berlijn en Den Haag wordt nog steeds gedaan alsof alle EMU-deelnemers aan hun 'keiharde' monetaire eisen moeten voldoen, wat voor de zuidelijke lidstaten domweg onmogelijk en dus ook onredelijk is. De Vries laat echter in het midden of hij nu voor of tegen een transferunie is. Hij signaleert daarvoor weinig politiek draagvlak onder de kiezers, wat ongetwijfeld een waarheid als een koe is, maar niet aangeeft hoe het dan wel moet. Met andere woorden: de opvolgers van de generatie van De Vries moeten het maar uitzoeken, en als ze het niet weten krijgen ze van hun voorgangers te horen dat ze voor de werkelijkheid wegduiken. Frits Bolkestein - die altijd aan strenge financiële criteria wilde vasthouden en nooit iets van een fiscale unie wilde weten, maar ondanks structurele weeffouten in het EMU-verdrag akkoord ging met Nederlandse deelname aan de euro - heeft daar op zijn veel uitgesprokener manier ook een handje van.
De Vries blijft echter een econoom. Hij wijst erop dat er indertijd veel te sterk is geluisterd naar de lobby voor de euro van het internationale bedrijfsleven, waar Nederlandse politici altijd zeer gevoelig voor zijn. Een vreselijke tekortkoming. Maar De Vries zegt zelf ook niks over de geopolitieke opzet van de euro, een historisch compromis tussen Duitsland en Frankrijk en daarom méér dan economie alleen en voor beide staten een zaak van leven en dood. Het zou in weerwil van alle honderden miljarden die nu weer over tafel vliegen goed zijn als onze opgewekte politici in Den Haag daar nu eens oog voor kregen. Anders 'vergissen' (Mark Rutte en zijn 50 miljard) ze zich voor de zoveelste keer in het Europese onderhandelingsspel. Dat aanhoudend verkeerd taxeren van de Europese machtsverhoudingen, een structurele tekortkoming van de op boekhoudkundige cijfers gefixeerde Haagse politiek, maakt tevens duidelijk dat Nederland mentaal en diplomatiek niet op nationale terugvalposities is voorbereid. Want Haagse politici die op eigen houtje door het Europese mijnenveld trachten te laveren, al of niet in naam van 'het nationale economische belang', zijn nog veel kwetsbaarder en gaan nog veel grotere brokken maken dan wanneer ze kunnen schuilen in Europees verband. Wat De Vries zegt over de naïveteit van onze politici in 1991, geldt nu nog meer.