Sommigen lijken meer te hebben geleerd van de eurocrisis dan Juncker zelf.
Ooit, toen Europa nog niet geregeerd werd door de megalomane kliek die er nu zit, was Jean-Claude Juncker minister van Financiën in zijn thuisland Luxemburg. Je zou denken dat iemand die die post in één der welvarendste landen ter wereld bekleedt, wel het één en ander leert over hoe economische zaken in elkaar zitten, maar alles bleek minder waar.
Dat werd deze week uiterst duidelijk toen meneer tijdens zijn State of the Union niet alleen pleitte voor een Europese minister van Financiën maar, nog veel erger, een snelle invoering van de euro in EU-landen die dat nog niet hebben. Dan hebben we het dus over landen als Polen, Tsjechië, Roemenië en Bulgarije. Vooral die laatste twee landen klinken als een geweldige toevoeging aan het eurogebied, maar niet heus.
Dat vonden wij hier bij De Dagelijkse Standaard natuurlijk niet bepaald een geweldig idee, en met ons nagenoeg de gehele Europese bevolking. Extra pijnlijk is echter dat de Europese ministers van Financiën, vandaag bijeen in het Estse Talinn, zijn ideeën ook vrijwel unaniem afschoten. Zelfs onze eigen Jeroen Dijsselbloem had zowaar wat zeer wijs te melden: volgens hem kunnen we "die landen niet dwingen tot hetzelfde economische tempo". En dat klopt natuurijk helemaal: het hele probleem met de euro is immers juist dat er te grote verschillen bestaan tussen landen, die je nou niet bepaald verkleint wanneer je de twee zwakste landen van de EU eraan toevoegt.
Juncker zal zijn plannetjes daarom toch wat moeten bijstellen. Zijn strategie is eigenlijk een heel logische: nu de altijd al kritische Britten het schip verlaten, grijpt men in Brussel de kans om nu eindelijk eens al die knettergekke plannen door te voeren die het met de Britten erbij nooit gered hadden. Helaas is ook bij de overgebleven landen het enthousiasme voor zijn Europese eenheidsdroom ver te zoeken, en hij mag drie keer raden waar dát nou aan kan liggen.