De Duitse bondskanselier Angela Merkel heeft zich deze week onverwachts uitgesproken voor invoering van een minimumloon.
In veel sectoren van de Duitse industrie is een minimumloon overeengekomen tussen werkgevers en werknemers maar er geldt geen wettelijk bepaling. De Duitse christen-democraten waren daar nooit voorstander van. De bondskanselier wijkt nu af van het traditionele partijstandpunt. Zij heeft een onderzoekscommissie omarmd die stelt dat een minimumloon in sectoren waar die nog niet geldt door de overheid moet worden opgelegd.
De minimumlonen die tussen bedrijven en vakbonden zijn afgesproken variëren van 6,35 per uur voor beveiligingspersoneel tot 13 in de bouw in het voormalige West-Duitsland. Voor schoonmakers, schilders en electriciens gelden tarieven die daar tussenvallen.
Duitsland is niet het enige land in Europa dat geen wettelijk bepaald minimumloon kent. Oostenrijk en de Scandinavische landen vertrouwen ook liever op de markt. De werkeloosheid is in deze landen natuurlijk laag.
Een minimumloon verstoort het proces van vraag en aanbod waarbij prijzen tot stand komen. Als er weinig behoefte is aan electriciens zullen hun lonen laag zijn. Als er plotseling veel werk is in de bouw zullen de salarissen daar stijgen. Hetzelfde geldt voor diensten en producten.
De marktverstorende werking van een minimumloon is met name schadelijk voor kleine zelfstandigen en laagopgeleiden. De eerste groep zal minder snel personeel aannemen omdat de kosten ervan te hoog liggen. De laatste zal minder snel een baan kunnen vinden omdat de arbeid die zij leveren dikwijls niet in verhouding staat tot het loon dat zij volgens de wet verdienen.
Dat uitgerekend Duitsland, de motor van de Europese economie, over zou gaan tot een minimumloon is daarom uitermate teleurstellend.