Het kabinet ontwapent eerst de krijgsmacht en stuurt die vervolgens op missie naar Afrika.
De komende vier jaar verdwijnt zo'n beetje
een kwart van het Nederlandse defensieapparaat. Toch denkt het kabinet na over
een bijdrage aan een Europese trainingsmissie in Mali. Het zou gaan om drie- tot vierhonderd militairen, waaronder instructeurs van de landmacht en politiemannen en -vrouwen die Malinese soldaten gaan opleiden. Ook zouden commando's en mariniers naar het noorden van Mali kunnen worden gestuurd om inlichtingen te vergaren. Dat is het gebied waar de opstandelingen actief zijn. Vier Apache-gevechtshelikopters zouden meegaan om de Nederlanders te beschermen.
De inzet is dus beperkt en waarschijnlijk best te doen. Nederland heeft zich immers uit Afghanistan teruggetrokken. De grootste buitenlandse inzet bestaat op het moment uit Patriot-raketten die aan de zuidgrens van Turkije zijn gestationeerd om de NAVO-bondgenoot tegen luchtaanvallen vanuit Syrië te beschermen.
Een langetermijnoptreden in Mali dient ook het Nederlandse belang. De Fransen hebben de islamisten daar eerder dit jaar de woestijn in gedreven, maar de centrale overheid is zwak. Zo ook het leger. Het hoofd van de Europese trainingsmissie beklaagde zich
tegenover de Franse krant Le Monde over corruptie en diefstal onder de militairen. Als de regering er niet in slaagt het gezag in het noorden te herstellen, zou wederom een opstand kunnen uitbreken die vluchtelingenstromen richting Europa op gang kan brengen en buitenlandse olie- en gasbedrijven in de regio het leven zuur maakt. Terroristen die verbonden waren aan de groep Al Qaida in de Islamitische Maghreb vielen in januari nog een gascentrale in het oosten van Algerije aan die onder meer door BP en het Noorse Statoil werd geëxploiteerd. In mei werd een Franse uraniummijn in Niger, ten oosten van Mali, door extremisten onder vuur genomen. De Nigerijnse mijnen leveren maar liefst een vijfde van de brandstof voor de Franse kernreactoren en Nederland importeert stroom die zij opwekken.
De strijd in Mali is er echter niet simpelweg een van een zwakke regering, die door het Westen wordt gesteund, tegen de jihadisten. Er woedt ook een onafhankelijkheidsstrijd van de Toearegs, een nomadenvolk dat in het noorden van Mali leeft. Die werden door het Franse koloniale bestuur al eens zelfbeschikking in het vooruitzicht gesteld, maar daar is het nooit van gekomen. Van tijd tot tijd laait de opstand weer op. Eind vorig jaar sloot een van de grootste onafhankelijkheidsbewegingen een bondgenootschap met de islamisten die vervolgens het voortouw namen, tot afgrijzen van de meeste Toearegs die niets moesten weten met hun strenge geloofsregels.
Toen de islamisten eenmaal door de Fransen waren verslagen, zeiden de Toearegs bereid te zijn de dialoog weer aan te gaan. Zij hoeven niet per se een eigen staat, maar willen wel meer autonomie. In de hoofdstad Bamako kunnen zij op weinig sympathie rekenen. De regering daar verwart de Toearegs nogal eens met de terroristen. De Fransen dringen aan op een politieke oplossing. De Malinese politici, die begrijpen dat ze van Franse steun afhankelijk zijn, zouden daarin kunnen meegaan, maar het leger lijkt weinig te voelen voor een compromis. Hetzelfde leger nam vorig jaar nog de macht over in het land, omdat het vond dat de burgerregering niet hard genoeg optrad in het noorden.
Datzelfde leger zouden wij dus gaan helpen. Dat wordt lastig schipperen voor de Nederlanders en andere EU-soldaten die deelnemen aan de missie. Enerzijds willen we dat Mali in staat is op eigen kracht de islamisten buiten de deur te houden. Anderzijds willen we het leger niet zo sterk maken dat het de Toearegs gaat onderdrukken, waardoor een vreedzame oplossing van dat conflict alleen maar verderweg komt de staan. Laat staan dat het leger nog eens de macht overneemt.
In militair opzicht zal een uitzending, ondanks de bezuinigingen, wellicht geen enorme opgave zijn. In politiek opzicht wordt het wel een lastige onderneming.