Vanmiddag debatteerden onze senatoren over een evaluatierapport van GRECO (Group of States against Corruption), onderdeel van de Raad van Europa.
Deze Raad moet niet worden verward met de Europese Raad van regeringsleiders en behoort dus niet tot de zogenaamde 'Europese instituten', zoals de Europese Commissie en het Europees Parlement. Doel van dat
evaluatierapport was, hoe het met betrekking tot Nederland gesteld is met de preventie van corruptie onder parlementariërs, rechters en leden van het Openbaar Ministerie. Het GRECO rapport bevat aanbevelingen die onder andere betrekking hebben op het functioneren van de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft daarom op 8 oktober 2013 een bijzondere tijdelijke
commissie ingesteld en heeft deze opgedragen een reactie van de Eerste Kamer op het GRECO rapport voor te bereiden en vanmiddag werd dat dus besproken.
Eén van de aanbevelingen uit het rapport behelst onder meer toevoeging van een apart hoofdstuk in het Reglement van Orde van de senaat over integriteit. Daarin dienen bepalingen te worden opgenomen over de onderwerpen en belangenconflicten, het registreren van geschenken en bepaalde reizen, het geven van gedetailleerdere informatie over de functies naast het lidmaatschap van de Eerste Kamer, en het omgaan met vertrouwelijke informatie. De commissie beseft dat bepalingen in het Reglement van Orde niet alles kunnen regelen. Ook benadrukt de commissie de belangrijke rol die fracties kunnen spelen ten aanzien van de problematiek, door het opstellen en handhaven van eigen interne richtlijnen. Veel van de aanbevelingen moeten gezien worden in het licht van het feit dat het lidmaatschap van de Eerste Kamer een functie in deeltijd is.
De commissie gaat in het verslag uitsluitend in op kwesties van integriteit die direct verbonden zijn met het lidmaatschap van de Eerste Kamer. Dat is begrijpelijk, want daar lag ook de taak van de commissie. Maar zou het niet verstandig zijn om dergelijke integriteitskwesties in een breder verband te trekken? Bijvoorbeeld ook voor Tweede Kamerleden of andere maatschappelijke functies, zoals bankdirecteuren of directeuren van woningcorporaties, om maar een actueel thema te noemen? Of voor ex politici die de kluit willens en wetens belazerd hebben? Het vertrouwen van de burger in het functioneren van het openbaar bestuur of van de politiek in het algemeen staat of valt natuurlijk met een status van 'onbesproken' gedrag. Du moment dat politici of andere bestuurders van (semi-)publieke lichamen wegkomen ondanks
strafrechtelijke veroordelingen of schaamteloos gegraai uit de algemene middelen, dan wordt dat vertrouwen ernstig ondermijnd.
Nu kan men natuurlijk betogen, dat het aan politici van politieke partijen zelf is om aan allen die een politieke functie vervullen intern te verlangen de persoonlijke integriteit centraal te stellen en die zorgvuldig te handhaven. Vaak gebeurt dat natuurlijk ook, maar helaas niet altijd. Men kan daarnaast zijn vertrouwen stellen in de media en in de kritische onderzoeksjournalistiek die op dit punt een evidente taak heeft. Maar helaas moeten we constateren dat dit lang niet altijd het geval is. Bovendien zijn de financiële middelen die voor diepgravende onderzoeksjournalistiek beschikbaar zijn, in de afgelopen jaren bepaald niet gegroeid, om nog maar te zwijgen over de broodnodige nuance van diezelfde media trouwens. Wat overblijft is een situatie die gefronste wenkbrauwen oproept, maar waar geen algemene of definitieve oplossing voor bestaat. Er rest ons weinig anders dan dat ieder van ons de persoonlijke verantwoordelijkheid op zich neemt om integriteitskwesties aan de kaak te stellen, mochten die zich voordoen.
Hier vindt u een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter.