Na de Rohingya zijn christenen nu het haasje.
Het leger van Myanmar is de afgelopen maanden berucht geworden omdat het helemaal los is gegaan op de Rohingya, een islamitische minderheid in het overwegend boeddhistische land. Door die hetze zijn de meeste Rohingya ondertussen op de vlucht geslagen, wat natuurlijk het doel was van de regering.
Nu dat werk erop zit richt het leger zich op een andere religieuze en etnische minderheid: de Kachin. Die zijn overwegend christelijk.
Beelden uit de moeilijk toegankelijke regio doen denken aan de terreur tegen de Rohingya, de grotendeels verjaagde moslimminderheid aan de westkant van het land. Uit de deelstaat Kachin, bij de grens met China, komen steeds meer berichten van in brand gestoken dorpen, executies en verkrachtingen.
De laatste weken zijn vierduizend Kachin uit hun huizen verdreven. Als we een langere periode in ogenschouw nemen hebben we het over 120.000 gevluchte Kachin. Duizenden vluchtelingen zitten klem in de jungle. Ze hebben geen medicijnen en voedsel. Veel van hen zijn gehandicapten, vrouwen en kinderen. Met andere woorden: de zwaksten van de samenleving.
Het is dieptriest, maar volgens de VN is Myanmar hier mee begonnen omdat de hele wereld bezig is met het lot van de Rohingya. Die strijd vindt plaats aan de andere kant van het land. En dus denkt de regering: ach, ze zullen niet zien wat we aan de andere kant van ons land uitvreten.
Het ergste is dat ze daar nog gelijk in hebben ook, want ik moet de eerste Westerse regering nog horen die zich hier hard over uitspreekt. Maar ja, het zijn maar christenen he? Op de één of andere manier voelt het Westen zich totaal niet meer verbonden met dat soort mensen.