Herman Tjeenk Willink, vice-president van de Raad van State, is een aimabele, scherpzinnige persoonlijkheid. Hij is ook realistisch en onbekrompen. In 2002 doorzag hij als enige dat de val van het kabinet Balkenende I was te wijten aan persoonlijke conflicten, die een direct gevolg waren van de moord op Pim Fortuyn. Het is nauwelijks bekend dat hij een lijmpoging voorstelde, omdat de voornaamste kemphanen immers waren opgestapt. Dat was beter voor het land geweest, maar niet voor de meeste politieke partijen. Die zagen door nieuwe verkiezingen hun kans schoon om verloren zetels terug te winnen.
Er zijn overeenkomsten en verschillen met de huidige situatie: door het opstappen van Ab Klink kan de breuk gelijmd worden en veel partijen verzetten zich daartegen. Verschil is echter dat bij nieuwe verkiezingen de lastige nieuwkomer niet wordt afgestraft, maar juist beloond. De PVV doet het prima in de peilingen. Dat vergroot de kans op lijmen, want van nieuwe verkiezingen wordt eigenlijk niemand beter.
Coalitievorming wordt wellicht nog lastiger. Dat Tjeenk Willink zich opstelt als advocaat van de duivel, begrijp ik. Maar de argumenten die hij bezigde, waren ongepast. Dat dit geen aandacht heeft gekregen, heeft vermoedelijk te maken met het leedvermaak dat de meeste journalisten en commentatoren net als in 2002 parten speelt. Wat waren dan Hermans missers? Twee stuks: het ter discussie stellen van de geloofwaardigheid van VVD-leider Mark Rutte en een aanmatigende opmerking over de positie van het staatshoofd. Hij zei namelijk en dat bleef onweersproken dat de Koningin de ongeschreven regels van het staatsrecht bewaakt. Pardon? Is het parlement soms afgeschaft? De Koningin speelt een voorname rol tijdens een kabinetsformatie, maar is niet de bewaker van het proces. Die controlerende taak komt uitsluitend de volksvertegenwoordiging toe. In het huis van de democratie wordt verantwoording afgelegd, ook door de informateurs. Het debat met de informateur, inmiddels een jonge traditie, werd voor het eerst in 2002 gehouden als onderdeel van de politieke vernieuwing die Balkenende I nastreefde. Dit werd toegejuicht door vernieuwingsgezinde partijen als D66. De huidige kritiek van D66-leider Pechtold op de eigen dynamiek van het laatste debat, is dan ook inconsistent en opportunistisch. Het is juist lovenswaardig dat de lijmpoging zich niet in achterkamertjes, maar live in alle openheid gebeurde. Het staatshoofd heeft zich te schikken naar het parlement, niet andersom.
Evenzeer misplaatst was de kritiek op Mark Rutte, weliswaar verpakt in bezorgdheid, maar de boodschap was helder: zijn geloofwaardigheid zou op spel staan. Tot dusver had niemand zich daarover beklaagd. Integendeel, uit opiniepeilingen blijkt duidelijk dat de burger tevreden is over de zorgvuldige aanpak van Rutte. De enigen die moeten gaan nadenken over hun geloofwaardigheid, zijn al die hoofdredacteuren, politicologen en andere deskundigen, die hun onkunde etaleerden door te blijven pleiten voor de meest onwaarschijnlijke coalitie Paars Plus. Die publiciteitscampagne bracht niet alleen het land in verwarring, maar zette vooral de PvdA en D66 op het verkeerde been. Men begon in het sprookje te geloven. Pechtold houdt tot de dag van vandaag het handje van Halsema vast, terwijl hij juist Cohen had moeten overtuigen van de noodzaak van een middenkabinet. Het enige alternatief voor een rechts minderheidskabinet was namelijk een coalitie van VVD, CDA, PvdA en D66. Over deze optie kun je Maxime Verhagen noch Mark Rutte iets verwijten. De PvdA en D66 zijn zelf op de klippen gelopen, omdat ze luisterden naar de Sirenen van Paars Plus. Alleen Job Cohen, die geen blokkades meer opwerpt, begint te beseffen dat hij zich door fantasten heeft laten leiden. Maar de PvdA-fractie lijkt nog vast in de greep van de
Bende van Drie. Zelfs als Herman Tjeenk Willink een opening forceert, zal de PvdA die kans niet grijpen. Die opening zou de opdracht aan Mark Rutte tot het schrijven van een proeve van een regeerakkoord zijn. Voor een dergelijke tactiek is het echter te laat. Tjeenk Willink beseft ongetwijfeld dat hij in zijn verantwoordingsdebat zou worden terecht gewezen door een Kamermeerderheid. De rol van het staatshoofd is dienend en niet dwingend. Het staatshoofd wijst een formateur aan in overeenstemming met de wil van de Tweede Kamer. Zo moet het vooral blijven.