Er is in Nederland een prachtige traditie van schoolboeken waarbij regelmatig met schrijvers wordt samengewerkt. Laatst kreeg ik weer zon opdracht, en ik begon er vol plezier aan. Maar toen viel mijn oog op iets wat ik al honderd keer was tegengekomen, en ineens dacht ik: wat staat daar nou, echt?
Het was een lijst. Zoals altijd gaan dit soort lesboeken naar zo veel mogelijk scholen: zowel openbaar als christelijk. En daarom hadden ze er veertien gevoeligheden voor protestants-christelijke scholen aan toegevoegd, waar wij als schrijvers rekening mee dienden te houden. Ik citeer er vijf:
* Kermis, carnaval, circus, disco: kán als verduidelijking van de les-inhoud, maar verheerlijk het niet. (Laat het kind dat niet meegaat of meemag bijvoorbeeld niet het sufferdje zijn.)
* Geen discutabele theorieën zoals evolutie, horoscopen, waarzeggen, magie.
* Het uitleggen van tovenarij, spoken, kabouters et cetera. Kán, maar alleen ter ondersteuning van lesinhoud. Ga uit van de realiteit, gebruik deze onderwerpen niet om een tekst smeuïger of spannender te maken. Leg altijd (in de handleiding) uit dat bijvoorbeeld tovenarij niet echt is, niet bestaat.
* Geen aantasting van het ouderlijk gezag.
* Echtscheidingen worden inmiddels breder geaccepteerd, homoseksuelen ook. Maar voor een tweede keer trouwen of het homohuwelijk liggen wel erg gevoelig. Vermijd deze onderwerpen.