Overleeft de democratie de eurocrisis?
Het lijkt een dramatische vraag, toch is enige bezorgdheid over de staat van de democratie in Europa wel degelijk op zijn plaats. De afgelopen maanden is namelijk duidelijk geworden dat de huidige generatie eurocraten (Raad én Commissie) in hun drang om de huidige schuldencrisis te bezweren het niet zo nauw neemt met democratische conventies.
Zo publiceerde de Wall Street Journal enkele weken geleden een reconstructie van de laatste dagen van de regering Berlusconi. Het dramatisch hoogtepunt werd bereikt toen de Duitse Bondskanselier Merkel in een telefoongesprek met de Italiaanse president Napolitano duidelijk maakte dat volgens haar de crisis alleen bezworen kon worden als Berlusconi onmiddellijk aftrad al dan niet vrijwillig. Dat Berlusconi van het Italiaanse volk via de stembus een democratisch mandaat had gekregen om zelf de voorgestelde hervormingen door te voeren, deed er blijkbaar niet meer toe.
Een ander voorbeeld is het nieuwe Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM), het reddingsfonds dat financiële steun verleent aan in nood verkerende Europese economieën. In een toelichting op het voorstel om dit fonds in te stellen had onze minister van Financiën De Jager het aanvankelijk nog over een feitelijk nationaal veto bij alle besluiten over omvang en besteding van het fonds. Bij nader inzien is dat veto nu toch afgeschaft; een gekwalificeerde meerderheid van alle eurolanden volstaat. Als een voldoende grote meerderheid van de lidstaten besluit dat Nederland meer geld ter beschikking moet stellen van het fonds, is het dus niet langer relevant of wij het daar nu wel of niet mee eens zijn. Betalen moeten we sowieso.
De aantasting van de nationale zeggenschap over de eigen middelen gaat veel verder dan alleen de bijdragen aan een reddingsfonds. Inmiddels doet Brussel namelijk ook bindende uitspraken over voorgestelde nationale begrotingen. Onze Belgische zuiderburen kregen deze week een voorproefje van wat dat in praktijk betekent. De Europees Commissaris voor Economische Zaken, Olli Rehn, had de nieuwe Belgische begroting namelijk als onvoldoende afgekeurd. Als deze niet op de door hem voorgestelde wijze zou worden aangepast, zou hij sanctiemaatregelen voorstellen. Ik ben het vrijwel nooit eens met het SP-Kamerlid Harry van Bommel, maar hij had groot gelijk toen hij stelde dat het introduceren van afdwingbare Europese begrotingsdiscipline neerkomt op een fundamentele schending van het nationale parlementaire budgetrecht. Niet Brussel maar onze eigen volksvertegenwoordiging hoort immers het laatste woord te hebben over de besteding van nationale belastinggelden.
Het is ongetwijfeld verklaarbaar dat in tijden van crisis besluitvormers gefrustreerd raken over de democratische besluitvormingsprocedures. Effectief crisismanagement vraagt om doortastend optreden, iets dat binnen een democratische rechtstaat met zijn lange procedures en zijn effectieve anti-hervormingslobby niet altijd mogelijk is. Onder het Leninistische motto Wie een omelet wil bakken, moet eieren breken treedt de huidige generatie Europese regeringsleiders daarom de democratische rechtsnormen met voeten. Alles om de Eurocrisis te bezweren!, lijken ze te denken. Dat het middel wel eens veel erger dan de kwaal zou kunnen zijn, schijnen ze niet te beseffen. Voor de levenskansen op termijn van het Europees samenwerkingsproject is immers niets dodelijker dan onwillige burgers te onderwerpen aan de oekazes van een ongekozen eurocratie.