Ogenschijnlijk kan er geen groter verschil zijn tussen de pro-Europese houding van Nederland van twintig jaar geleden en de eurosceptische en bijna anti-Europese houding van nu. In juli 1991 nam Nederland het voorzitterschap van de EG over van Luxemburg en begon de aanloop naar de top in Maastricht, waar uiteindelijk de verdragen over de Economische en Monetaire Unie zouden worden beklonken. Bij de totstandkoming van de euro, in wezen een compromis tussen Frankrijk en Duitsland, heeft Nederland dus een belangrijke en historische rol gespeeld. Maar in dat half jaar ging er ook veel mis.
In juli van dat jaar dachten velen dat 'het uur van Europa' had geslagen toen op de Balkan de oorlogen in Joegoslavië uitbraken. De EG stuurde er meteen een 'trojka' op af, een driespan uit Luxemburg, Nederland en Italië onder leiding van onze minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek. Dat zou wel even orde op zaken stellen tussen al die primitieve krijgsheren, maar in plaats daarvan liep het op een diplomatiek fiasco uit (dat Nederland overigens slechts deels was aan te rekenen: Duitsland en Oostenrijk, toen nog geen lid, kwamen bij het erkennen van Slovenië en Kroatië tegenover Frankrijk en Groot-Brittannië te staan, die aan de Joegoslavische federatie wilden vasthouden en de Serviërs nog vier jaar de hand boven het hoofd zouden houden). In elk geval waren de internationale machtsverhoudingen verkeerd getaxeerd, een euvel waar Den Haag nog lang last van zou houden. Het was de kern van het debacle in Srebrenica, toen Nederland zichzelf te veel in de Europese voorhoede had gemanoeuvreerd, en voor die positie in de internationale frontlinie de kous op de kop kreeg. Je kunt als klein land de grote jongens niet ongestraft voor de voeten lopen.
Dat was op 30 september 1991, die als 'zwarte maandag' de Nederlandse diplomatieke geschiedenis is ingegaan, ook al gebleken. Nederland had toen als EG-voorzitter in de aanloop naar Maastricht een zeer federaal klinkend voorstel in stemming gebracht, in de verwachting daarvoor ook de steun van het federaalgezinde Duitsland te krijgen. Maar uiteindelijk steunden alleen de Belgen het Nederlandse voorstel, dat met tien tegen twaalf stemmen werd verworpen. De Duitsers hadden toen puntje bij paaltje kwam voor Frankrijk gekozen, en Nederland kreeg te horen dat het 'veel te hard' van stapel was gelopen. Van Hans-Dietrich Genscher wel te verstaan, een goede vriend van Van den Broek. De EG-partners hadden zich totaal anders opgesteld dan vooraf door de Haagse diplomatie was verwacht en naar dissidente stemmen die voor een afgang waarschuwden was niet geluisterd. Nederland heeft wel vaker zulke staaltjes van koppigheid vertoond (in de kwestie-Nieuw Guinea bijvoorbeeld), maar dit was toch een ernstige streep door de rekening. Dankzij de inspanningen van Ruud Lubbers, die zich persoonlijk met de onderhandelingen ging bemoeien, kwam er uiteindelijk in Maastricht toch nog een uitkomst, waarbij de eurosceptische Britten voor zichzelf 'opt-outs' hadden bedongen en volgens de Conservatieve premier John Major 'game, set and match' hadden gewonnen (ook de Britten overschatten hun positie: nog geen jaar later werd het pond sterling op black wednesday op vernederende wijze uit het Europese wisselkoersmechanisme gedrukt).
Vandaag lijkt de positie totaal anders te zijn. Nederland stelt zich nu eerder 'keihard' op om het zogeheten nationaal belang te behartigen, al zien we opnieuw dat sterke leunen op de Duitsers. En waar Nederland zich in 1991 verkeek op de positie van de andere Europese landen, van wie verwacht werd dat ze wel sympathiek zouden staan tegenover de federaal klinkende Nederlandse ideeën (wij waren immers vanwege onze liberale progressiviteit een populair land), vraag ik me af of Nederland zich nu opnieuw niet compleet op het Europese krachtenveld verkijkt. Wat totaal wordt onderschat is dat de Zuid-Europese landen in de huidige schuldencrisis met de rug tegen de muur staan en daardoor nauwelijks manoeuvreerruimte hebben. Dat lijkt gunstig voor de monetair sterke landen als Nederland, maar het tegendeel is het geval. De Franse president Charles de Gaulle leerde al dat hij 'te zwak' was om concessies te doen, en hetzelfde doet zich nu voor. De Franse banken zitten zo diep in de Zuid-Europese schuldencrisis, dat zij alles zullen doen om aan de status-quo vast te houden, en dat geldt nog meer voor Spanje, Italië (dat de aanstaande president van de Europese Centrale Bank levert) en Portugal (het land van Commissievoorzitter Barroso). De zuidelijke landen zullen het spel nog veel harder spelen dan Nederland met zijn 'keiharde' opstelling. Sterker, de zuidelijke club heeft er zelfs direct belang bij om Nederland voor het oog van de financiële wereld op zijn neus te laten gaan. In de Europese verhoudingen kan Nederland alleen maar toegeven, want het is evenmin een Nederlands belang om de euro door een 'te harde opstelling' op te blazen. Sterker, Nederland doet er verstandig aan om nu al zover mogelijk uit de vuurlinie te kruipen voor het geval de boel toch uit elkaar klapt, want dan wordt het zoeken naar de schuldigen, en de eerste naam die dan te binnen schiet is die van Jan Kees de Jager.
Dat Jan Kees de Jager gezegd heeft dat hij bereid is om desnoods
'immens impopulair' te worden in Brussel (alsof populariteit of vriendschap daar telt: het gaat in het Europese onderhandelingsspel voor álle landen primair om nationaal belang, prestige en gezag), doet vrezen dat hij het in crisissituaties verraderlijke Europese krachtenveld niet naar waarde heeft geschat. Een nieuwe 'zwarte maandag' dreigt, misschien nog niet vanavond, maar mogelijk wel later dit jaar. In ieder geval wordt door de regering-Rutte al wel het Nederlandse publiek een rad voor ogen gedraaid. Dat is al zwart genoeg.