Directeur Jan Staman van het Rathenau Instituut over de relatie tussen wetenschap en politiek

Geen categorie14 aug 2012, 16:30

“Heren, aan die sceptische geluiden heb ik helemaal geen boodschap!”

In het jaarverslag 2011 van het KNMI staat een uiterst belangwekkend vraaggesprek met Jan Staman, directeur van het Rathenau Instituut (blz. 24 e.v.). Ik pik er een aantal citaten uit.

Als kennisinstituut opererend onder het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft het KNMI direct te maken met politiek beleid. Omdat het wetenschappelijke veld heel anders in elkaar steekt dan het politieke metier schuurt het wel eens binnen die relatie. "Leer elkaars werelden kennen en blijf rolvast", adviseert directeur Jan Staman van het Rathenau Instituut.

Het is volgens Staman [ ] ontzettend belangrijk dat de wetenschap en technologie – maar ook de politiek - tijd neemt om de burgers erbij te houden en rekening te houden met de zorgen die daar leven. “Betrek je ze niet erbij, dan krijg je verzet. Kijk naar de co2-opslag in Barendrecht, de vaccinatie tegen baarmoederhalskanker en uiteraard klimaatverandering. Als wetenschap in de buurt komt van het openbaar bestuur of het dagelijks leven van mensen, dan zal die worden betwijfeld. Dan zetten mensen vraagtekens bij het onderzoek en wordt het onder een vergrootglas gelegd.” ...

In de publicatie ‘Beleid en het bewijsbeest’ komt het Rathenau Instituut met aanbevelingen voor betere omgangsvormen tussen politici, beleidsmakers en wetenschappers. Het draait om rolvastheid en het begrijpen van elkaars werelden. Evidence informed policy is realistischer dan evidence based policy.

Wetenschappelijk onderbouwd beleid zou volgens Staman niet eens kunnen. De wetenschap spreekt in de eerste plaats niet met één mond. Hoe het beleid er ook uitziet, het wordt bekritiseerd en ook de wetenschappelijke onderbouwing blijft dus niet buiten schot en de werkelijkheid kent talloze interpretaties. Wetenschappers moeten zich realiseren dat als zij zich verbinden met beleid en politiek, ze minder objectief worden. “Als je opdrachten gaat uitvoeren en je probleemstelling gaat afbakenen, dan doe je dat in het belang van de opdrachtgever. ...

Tot zover behoorlijk verstandige taal.

Naast het ondersteunen van beleidsmakers en politici moet de signaleringsfunctie van wetenschappelijke instituten niet onderschat worden. Wetenschappers hebben ook die drive, vertelt Staman. “Die zeggen: we zitten hier niet voor niks te onderzoeken. Wetenschappers zien het als hun taak om hun onderzoeken bekend te maken en naar de macht te brengen. Er is dus niks mis mee om als wetenschapper te zeggen: dit is belangrijk voor de samenleving, politicus, je moet naar ons luisteren en je dit aantrekken. Ook klimaatwetenschappers hebben het volste recht om hun onderzoek te framen en te roepen: doe hier iets mee.” ...

Wat nu? 'Framen'? Daar zal toch niet iedereen het mee eens zijn. En zeker niet ten aanzien van de wijze waarop de wetenschappers van het VN-klimaatpanel (IPCC) dat hebben gedaan, die ik eerder heb gekarakteriseerd als 'cherry-picking', 'spindoctoring' en 'scare-mongering'.

De Rathenau-directeur kijkt met lichte verbazing naar het klimaatdebat. Uniek noemt hij het dat wereldwijd wetenschappers zich hebben gegroepeerd in een 5 voor 12 modus. “Het is een soort zwart gat. Het IPCC zuigt alles van wetenschappelijke kennis naar binnen en dat wordt vertaald in een rapport dat politiek-bestuurlijke betekenis moet hebben. Met deze aanpak proberen ze de kritiek binnen hun systeem te neutraliseren. Alles en iedereen heeft binnen het IPCC een plek gekregen. ...

Hier is Staman toch niet goed geïnformeerd. Klimaatsceptici hebben helemáál geen plek gekregen. Ze worden angstvallig buiten de deur gehouden, zo niet geëxcommuniceerd, zoals verschillende klimaatwetenschappers is overkomen.

Dat werkt niet. Er zullen altijd wetenschappers zijn die zeggen: ik zit daar niet in of dat is helemaal niet waar. Daarnaast is er altijd behoefte aan dissidente geluiden. Als jij zegt: we gaan nu en masse te werk en we duwen het door je strot want het is 5 voor 12 en we geven alle kritiek een plek, dus je moet het doen met dit ene rapport. Dan kan ik je verzekeren: dat gaat je nooit lukken.” Ten eerste is het onmogelijk om alle geluiden over klimaatverandering te organiseren en coördineren, stelt Staman. Sceptische en dissidente geluiden moet het IPCC wel willen horen maar niet willen inlijven.

Nee, ze willen die geluiden niet eens horen, laat staan 'inlijven' (hetgeen ook niet zou kunnen vanwege de verschillen van opvatting).

“Als je wetenschap bedrijft, horen tegengeluiden er nu eenmaal bij. Je moet accepteren dat die ook hun weg vinden naar het publieke en politieke domein. Zo werkt dat in democratieën.”

Niet alleen in de democratie, maar zo hoort het ook in de wetenschap te werken.

Ten tweede werkt het IPCC te veel op basis van autoriteitsargumenten. Wetenschappers zitten in een proces waarbij aan het eind van de rit het rapport vanwege dat proces het gezag van gewijsde krijgt. “Het IPCC zegt daarmee: het proces was enorm goed, alle wetenschappers waren erbij betrokken, het is mondiaal gedaan, alle facetten hebben we meegenomen, het waren de knapste koppen en iedereen committeert zich. Dat zijn allemaal gezagsargumenten waar een grote groep mensen allergisch voor is.”

Binnen dat klimaatdebat is het belangrijk dat een instituut als het KNMI zijn rol kent en zich niet in het maatschappelijk debat mengt.

“Voor het KNMI is het belangrijk dat het authentiek is. Dat doet het KNMI vrij goed. 

De Nederlandse klimaatsceptici beamen dit in het algemeen. De contacten met het KNMI zijn in de loop der jaren sterk verbeterd. Maar hoe anders is dat met die met het Rathenau Instituut van Staman zèlf? (Daarover later.)

Sommige debatten moet je voorbij laten gaan omdat het niets oplevert of zelfs negatief werkt. Daar moet je behoedzaam in zijn.” Het gaat er ook niet om wie het debat wint, voegt Staman er aan toe, maar wie meester van het debat is.

Oh, is dat zo? En zou Staman soms zèlf meester van het debat willen zijn? Hij heeft zijn best gedaan. Maar het is - helaas voor hem - niet gelukt. (Daarover later.)

En dan schiet Staman in de kramp.

Daarbij stellen klimaatsceptici zich vijandig op. “Zo wordt dat door wetenschappers gevoeld. Bedreigend”, merkt hij. “Vaak komen deze sceptici uit een andere wereld waardoor op verschillende niveaus wordt gepraat. Daarbij moeten klimaatsceptici het hebben van zwart-witposities, aan de kaak stellen van zaken, negatief maken, populisme. Die positie kunnen ze alleen innemen in het publieke domein waar ze de journalistiek nodig hebben om te kunnen functioneren. Zonder media ben je niks als klimaatscepticus.

Oh, is dat zo? Zijn klimaatsceptici niet ook wetenschappers? Kijk eens naar het lijstje prominente Amerikaanse en Nederlandse klimaatsceptici en naar hun wetenschappelijke geloofsbrieven hier en hier.

En krijgen ze werkelijk zo veel aandacht in de media? Hun artikelen en ingezonden brieven die zij in de loop der jaren aan de reguliere media hebben aangeboden, zijn zó vaak geweigerd dat zij er maar mee op zijn gehouden en thans in arren moede, maar toch dankbaar, gebruik maken van het niet door klimaatalarmisten gedomineerde internet.

Waarom doet Staman overigens zo denigrerend over klimaatsceptici? Is dat de toon die een directeur van het Rathenau Instituut, dat een bemiddelende rol in het maatschappelijk debat zou dienen te spelen, dient aan te slaan? Volgens zijn CV is Staman deskundige op het gebied van gezelschapsdieren (wat dat ook moge betekenen). Hoe haalt hij het dan in zijn hoofd wetenschappers die meer kennis van de klimaatmaterie in hun pink hebben dan hij in zijn hele lijf, zo onheus te bejegenen?

Maar het is allemaal nog veel erger. Het KNMI heeft met dit vraaggesprek Staman in de gelegenheid gesteld om het instituut goede raad te geven. Maar het omgekeerde zou misschien beter zijn geweest. Want hoe zit het met het eigen instituut van Staman?

Op Climategate.nl hebben Hajo Smit en Theo Wolters overtuigend aangetoond dat dit instituut een (betaald) verlengstuk van de klimaatpropaganda van de overheid is geworden. Zie hier, hier en hier.

Uit de laatste 'posting' van Theo Wolters pik ik deze kostelijke passage:

Op 1 september 2009 hield het Rathenau Instituut een bijeenkomst in De Balie in Amsterdam die het als volgt aankondigde:

Het Rathenau Instituut peilt in het Engelstalige debat “Six Degrees: Too Hot to Handle” hoe de klimaatdiscussie er momenteel voor staat. Waarover zijn wetenschappers het eens en waarover heerst nog onzekerheid? En welke keuzes maken journalisten in hun berichtgeving?
Te gast zijn Mark Lynas (schrijver van het boek Six Degrees), wetenschapper Rob van Dorland (KNMI) en journalist Paul Luttikhuis (NRC Handelsblad).

[Noot HL: Mark Lynas, die een taart gooide in het gezicht van Bjørn Lomborg bij de lancering van diens boek, 'The Skeptical Environmentalist', in Engeland, heeft zich inmiddels gedistantieerd van het milieuextremisme. Hij heeft Lomborg zijn verontschuldigingen aangeboden voor zijn daad en Lomborg heeft die geaccepteerd.]

Ik was verbaasd toen ik dit las: hoe wil je een debat krijgen als je drie uitgesproken alarmisten bij elkaar zet die het volledig met elkaar eens zijn? Ik heb toen een mail geschreven die ik besloot met:

“Deze eenzijdige aanpak lijkt me in strijd met de missie van uw instituut. Ik raad U aan om alsnog te zorgen voor enige deskundige objectieve of kritische sprekers, bijvoorbeeld Marcel Crok voor de journalisten en Hans Labohm of Bas van Geel voor de wetenschappers. Alleen dan maakt U waar wat U in de aankondiging claimt.”

(Ik kende toen nog geen van deze heren anders dan uit de pers.)

Het antwoord (u raadt het al):

Ik wil graag benadrukken dat we de uitnodiging voor dit debat ruim verspreid hebben, en nog zullen verspreiden, in kringen van mensen die zich met de klimaatdiscussie bezighouden. Critici horen daarbij. Tijdens het debat is er voldoende ruimte voor (kritische) reacties uit de zaal.

Tijdens de avond werd uitgebreid in kaart gebracht wie van de aanwezigen wetenschapper, journalist  of ondernemer was, maar ik moest twee maal aandringen om te vragen wie er scepticus was. Ik bleek de enige in de bomvolle zaal!

Tot zover dus de belofte van een gemengd publiek en een zinnig debat!

Al snel begon de sfeer in de zaal te lijken op een 'gospel meeting gone bad'. Zelfs aanwezige alarmisten gingen ervan over hun nek: zie dit vermakelijke verslag van Wilbur Perlot. Uit zijn verband gerukt citaat: “Bij vlagen vond ik de mensen in de zaal een stelletje extremistische engerds die niet konden wachten om de vrijheden van andere mensen in de wereld in te perken.”

Maar mijn broek zakte pas echt  af toen in het heetst van de strijd Rathenau directeur Jan Staman het woord nam en uitkraaide dat hij persoonlijk naar Kopenhagen zou afreizen om aldaar het IPCC tot ingrijpende maatregelen te brengen.

Luid applaus was zijn deel ...

Blij verrast was ik toen Marcel Crok in de zaal bleek te zitten. Na afloop zocht ik hem op (dat was trouwens onze eerste ontmoeting), en vroeg hem of hij wellicht door de organisatie uitgenodigd was. Dat bleek bepaald niet het geval: Marcel had namelijk na het lezen van de aankondiging exact dezelfde email aan het Rathenau Instituut gestuurd als ik! Ook hij was afgescheept.

We vroegen ons af of er wellicht bewust een eenzijdige avond was georganiseerd, en besloten bij de borrel na afloop aan Staman opheldering te vragen.

Onze vraag: “Was de samenstelling van de sprekers per ongeluk eenzijdig, of wilde u bewust geen sceptisch geluid in het forum?”

Het antwoord van Staman was verbluffend openhartig:

“Heren, aan die sceptische geluiden heb ik helemaal geen boodschap!”

Nou, dat was duidelijk!

Aldus Theo Wolters.

Als Rathenau dit had geweten, had hij zich in zijn graf omgedraaid.

 

Voor mijn eerdere DDS-bijdragen, zie:

http://www.dagelijksestandaard.nl/author/hans-labohm/

Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten