De nummer 4 op de DENK-lijst beschuldigt bedrijven van het "leegroven" van andere landen en het "kapotmaken" van het milieu, maar levert geen enkel bewijs.
DENK is een partij die haaks staat op de Nederlandse normen en waarden. Bruggen, tunnels en straten die zijn vernoemd naar Nederlandse helden zoals Michiel de Ruyter, moeten van DENK een andere naam krijgen. Toen de Nederlands-Turkse journaliste Ebru Umar in Turkije werd gearresteerd, verdedigde DENK de Turkse leider Erdogan. Nu heeft DENK een nieuw doelwit gevonden, namelijk het bedrijfsleven.
Multinationals zorgen voor tienduizenden banen, niet alleen in Nederland maar ook in ontwikkelingslanden. Voor veel arme landen is het een geschenk uit de hemel wanneer een groot bedrijf er een vestiging opent: dit betekent immers werkgelegenheid en een enorme boost voor de lokale economie. Maar volgens DENK zijn bedrijven een stelletje uitbuiters, die ontwikkelingslanden "leegroven" en "kapotmaken". Daarom kondigt Gladys Albitrouw, nummer vier op de DENK-lijst, speciale maatregelen tegen grote bedrijven aan:
"Multinationals die het milieu kapotmaken, die ontwikkelingslanden uitbuiten en die landen leegroven, die moeten we keihard aanpakken" zegt Albitrouw boos. Zulke beweringen doen het natuurlijk altijd goed bij sommige kiezers – wie is er immers níét tegen het kapotmaken van het milieu, en wie is er niet tegen uitbuiting van ontwikkelingslanden? Maar hoewel Albitrouw forse beschuldigingen maakt richting het Nederlandse bedrijfsleven, geeft ze geen enkel bewijs voor haar beweringen. Ze geeft zelfs geen enkel voorbeeld van de misstanden die ze opnoemt.
Dat komt omdat de "uitbuiting" van landen door het bedrijfsleven in de meeste gevallen een fabeltje is. Ontwikkelingslanden kunnen zich juist verder ontwikkelen dankzij grote bedrijven en de mogelijkheden tot handel die die bedrijven met zich meebrengen. De omstandigheden in veel fabrieken in landen zoals China of Vietnam zijn inderdaad soms erbarmelijk vergeleken met ons luxe leven. Maar vergeleken met het keiharde werk op het boerenland, is het werk in de fabriek voor veel mensen een verademing. Dankzij de komst van bedrijven kunnen landen ontsnappen aan de armoede: dit is dan ook de reden dat de economie van China en Vietnam keihard is gegroeid sinds deze landen besloten om te markt te openen voor het bedrijfsleven.
Dat veel ontwikkelingslanden nog steeds zeer arm zijn, is niet de schuld van bedrijven maar van de regeringen van die landen. Landen met een vrije markt waar bedrijven zich kunnen vestigen, zijn steevast rijker en beter af dan landen waar bedrijven geen of moeilijk toegang hebben. De armste landen ter wereld, zoals Zimbabwe en Noord-Korea, hebben socialistische regimes die het land afsluiten voor de competitie van de vrije markt. Kapitalisme is geen uitbuiting, maar zorgt juist voor welvaart. Het is triest dat DENK liever Westerse bedrijven belastert dan werkelijk bij te dragen aan de vooruitgang van ontwikkelingslanden.