Vorige maand daalden de prijzen (op jaarbasis) in de eurozone met 0,2%. Deflatie. Dat is niet de bedoeling. Het is groot nieuws van Eurostat, het Centrale bureau voor de Statistiek van Europa. Wat al een tijd in de lucht hing, is nu officieel.
Deflatie is schadelijk. Niet zozeer vanwege het veelgehoorde verhaal dat consumenten hun aankopen uitstellen in afwachting van nog lagere prijzen. Dat kan misschien een tijdje voor bepaalde duurzame consumptiegoederen. Maar als u vandaag een lege tank heeft kunt u natuurlijk niet wachten met die vol te gooien in de hoop dat olie en benzine volgende week nog goedkoper zijn. Deflatie is vooral schadelijk omdat schulden relatief zwaarder worden. En dat kunnen we in Europa natuurlijk slecht gebruiken.
Een klein beetje inflatie wordt gezien als goed voor de economie. Het is een soort smeermiddel. Je kunt je daarbij blind staren op het verlies aan koopkracht van een euro, maar als dat wordt gecompenseerd door stijging van de salarissen is er niet veel aan de hand. Geen eeuw met zoveel inflatie als de twintigste. Maar het is tevens de eeuw met de grootste welvaartstoename in de menselijke geschiedenis. Het verlies aan koopkracht van een gulden, dollar of pond werd meer dan ruimhartig goedgemaakt door de toename van de koopkracht van een uur arbeid.
Centrale banken, ook de Europese ECB streven naar een beetje inflatie van iets onder de 2%. Deflatie kan dus aanleiding zijn voor nieuwe maatregelen van de ECB zoals het opkopen van (staats)obligaties. Het zogenaamde Quantitative Easing (QE). Dit QE hangt al een tijd in de lucht en kijkend naar de scherp gedaalde rentes van de laatste tijd kun je zeggen dat de markt er al op heeft geanticipeerd dat het inderdaad gaat gebeuren en dat ECB president Mario Draghi op 22 januari een vorm van QE zal aankondigen.
Wat je er ook van moge verwachten, het is één van de weinige dingen die Draghi nog kan doen. En je kunt niet eeuwig bepaalde acties suggereren zonder ooit de daad bij het woord te voegen. Hoe dat QE precies moet worden ingevuld, is binnen de eurozone een lastiger vraag dan bijvoorbeeld in Amerika waar het eerder op grote schaal werd toegepast. Hier in Europa hebben we niet, zoals daar, één grote geïntegreerde markt voor staatsschuld. De ECB zal moeten beslissen hoeveel schuld van welk specifiek land wordt opgekocht. En dat maakt het proces veel politiek gevoeliger dan in Amerika. Lees verder op pagina twee.
Tegenstanders van QE kunnen er op wijzen dat de deflatie eerst en vooral wordt veroorzaakt door de gedaalde olieprijs. Laat je die buiten beschouwing dan is er een inflatie van 0,6%. En laat je ook voedsel buiten de cijfers (de zogenaamde kerninflatie) dan komen we uit op 0,8%. Dat is het leuke van statistieken. Je kunt ze altijd wel een beetje anders bekijken om iets te zien dat je beter bevalt. Maar hoe het ook zij, 0,8% is nog altijd fors lager dan de doelstelling van bijna 2%. Het lijkt mij dat daarom QE toch weer waarschijnlijker is geworden.
Wonderen moeten er niet van worden verwacht. Veel belangrijker is om de kernoorzaak van de deflatoire spiraal aan te pakken. En dat is het (begrotings)beleid dat in het kader van de Europese Monetaire Unie gevoerd wordt. Dat dwingt overheden hun huishoudboekje ‘op orde’ te brengen terwijl ook de particuliere sector spaart en schulden afbouwt. Dat werkt een focus op loonmatiging in de hand. Dat is geen probleem dat met monetair beleid is op te lossen.
De Europese politiek moet haar verantwoordelijkheid nemen en inzien dat het gevoerde beleid van de laatste jaren desastreus heeft uitgepakt. De Europese werkloosheidscijfers die ook op 7 januari werden gepubliceerd laten dat nog maar eens zien. Met een gemiddelde werkloosheid van 11,5% voor de hele eurozone is die twee keer hoger dan in Amerika. En hardnekkige cijfers als 23,9% in Spanje en 25,7% in Griekenland zijn statistische weergaves van groot maatschappelijke en sociaal leed.
Het is tijd voor echte actie. De monetaire bazooka heeft nauwelijks vuurkracht meer en moet vervangen worden door een politieke.