Onze mannenbroeders van de Staatkundig Gereformeerde Partij staan, in theorie, nog altijd achter de onverkorte handhaving van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Dat vraagt om enige toelichting. De Nederlandse Geloofsbelijdenis is een christelijke tekst uit 1561 waarin van alles over het christelijk geloof wordt gezegd, ook over de christelijke visie op de verhouding van kerk en staat. In die visie is de staat aan de kerk ondergeschikt. De staat moet de kerk niet alleen beschermen maar in haar beleid ook de Wet van God handhaven zoals de kerk die uitlegt. Dat betekent niet alleen dat de overheid zondige gedragingen van mensen moet tegengaan en bestraffen, maar ook andere geloven en kerken (valse godsdiensten) moet bestrijden en terugdringen. Weren en uitroeien staat er zelfs in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dat betekent in ieder geval: geen vrijheid van godsdienst, wel vrijheid van geweten. Als je een ander geloof hebt dan het geloof van de SGPers, mag je dat alleen achter de voordeur praktiseren.
Tot zover de theorie. Maar de SGP is de SGP niet meer. Dat wil zeggen: de huidige fractie, bestaande uit Kees van der Staaij en Elbert Dijkgraaf, is een geheel andere fractie dan de fractie die tot 2010 bijna 25 jaar lang werd geleid door Bas van der Vlies. De (letterlijk) nieuwe generatie is vlotter en pragmatischer, gedoogsteunde de rechtse coalitie van CDA, VVD en PVV, stond na de Provinciale Statenverkiezingen van vorig jaar zelfs op het punt regeringsverantwoordelijkheid te dragen, en bepleit vooral godsdienstvrijheid. SGPers vertegenwoordigen immers een bevolkingsgroep die in toenemende mate het idee heeft dat allerlei rechten en vrijheden (van geloof, van vereniging, van onderwijs) haar worden ontnomen, en de SGP zet zich militant en geharnast voor die vrijheden van geloof etc. in. Hoezeer die ook in strijd zijn met dat artikel 36, dat immers zegt dat die vrijheden alleen de gereformeerden toekomen.
Dat theoretische standpunt ligt de partij haast even zwaar op de maag als dat andere omstreden punt, dat van het passieve vrouwenkiesrecht, dat de partij nog altijd niet wil erkennen. Vandaag verloor de partij de zaak om dit standpunt te mogen handhaven, aangespannen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Terwijl de partijleiding in ieder geval met betrekking tot dat artikel 36 de bocht al heeft genomen, geldt dat natuurlijk nog niet voor de (deels zeer traditionele) achterban die zweert bij het woord der vaderen, hoezeer de omstandigheden ook veranderd kunnen zijn. En dus moeten Van der Staaij en Dijkgraaf behendig manoeuvreren.
Van der Staaij legde daar onlangs weer een proeve van af. Het Historisch Nieuwsblad (een van de weinige onmisbare opiniebladen van Nederland) heeft voor haar zomernummer alle fractievoorzitters van de Tweede Kamer gevraagd naar de periode, gebeurtenis of persoon uit de geschiedenis die zij het belangrijkst vinden. Wilders (PVV) komt met 9/11, Van Haersma Buma (CDA) met de schoolstrijd, Blok (VVD) met negentiende-eeuwse woningcorporaties.
En Van der Staaij? Noemt hij Petrus Datheen, een calvinistische houwdegen die zich tegen de irenische laksheid van Willem van Oranje verzette? Nee, hij noemt de Unie van Utrecht, een soort Grondwet van de Nederlandse Republiek waarin de vrijheid van godsdienst voor álle geloven en kerken is vastgelegd. Dat is dus eigenlijk niet des SGPs. Wat wel des SGPs is, in theorie, is dat die Unie op dit punt nooit goed heeft gefunctioneerd omdat juist de calvinisten tegen die vrijheid van godsdienst en de godsdienstpolitiek van Willem van Oranje waren. Zeer opmerkelijk dus, de keuze van Van der Staaij. Ongeloofwaardig ook? Alleen intellectuelen en scherpslijpers zullen dat beweren. De SGP is een politieke partij, en die moeten zo af en toe, vanwege nieuwe belangen, van mening veranderen zonder dat toe te hoeven geven. Daar is Van der Staaij precies mee bezig. Hij is dus een goed politicus.
Nog even en we kunnen gewoon op de SGP stemmen.