Het nieuwe reddingsplan voor de Grieken staat bol van aannamen en onzekerheden. Die brengen flinke risico's met zich mee.
Risico 1: Het noodfonds voor de eurozone is binnen de kortste keren uitgeput
(...)
De eurolanden staan samen garant voor 440 miljard euro EFSF-kredieten. Daarvan kan 255 miljard worden uitgeleend, omdat het fonds voor een AAA-rating grote buffers moet aanhouden. Aan Ierland en Portugal is 43,7 miljard geleend. In de pot zit dus iets meer dan 200 miljard euro. Daarvanaf gaan de kosten van het Griekse reddingsplan. Kortom: de bodem van de pot komt in zicht.
Het lijkt onvermijdelijk dat de eurolanden extra geld moeten storten. Veel economen denken dat de fondslimiet omhoog moet naar 1,5 biljoen euro. Nederland staat nu garant voor ruim 25 miljard euro. Dat bedrag zou dan stijgen naar 85 miljard. Hogere garanties betekenen hogere risico's voor de inwoners van de eurolanden. Zij krijgen de rekening gepresenteerd als de EFSF-leningen niet worden terugbetaald.
Risico 2: De gevreesde default-rating van de ratingbureaus is een feit.
(...)
Een van de gevaren is dat financiële instellingen bij een default-rating moeten uitkeren op verzekeringen tegen een Grieks faillissement. Als er veel van die verzekeringen uitstaan (niemand weet precies hoeveel), zijn daarmee zulke grote bedragen gemoeid dat ze financiële instellingen de kop kunnen kosten. Een ander probleem is dat Griekse staatsobligaties door banken niet meer als onderpand worden geaccepteerd. Dit kan de stabiliteit van instellingen die veel van die obligaties bezitten in gevaar brengen.
(...)
Risico 3: De private sector komt niet over de brug [met 50 miljard euro]
(...)
Zelfs als de banken doen waar de Europese leiders van uitgaan, scheldt de private sector Griekenland maar 13,5 miljard kwijt. Dat is amper 4 procent van de huidige staatsschuld van 340 miljard. In ruil voor dat minuscule offer krijgen de banken 100 procent zekerheid dat de lening wordt terugbetaald.