Dit waren de drie sleutelbegrippen van de representatieve democratie, die rechtsfilosoof Andreas Kinnegin noemde bij Buitenhof vanmiddag.
Aanleiding voor deze discussie vormde de behandeling van het
initiatiefwetsvoorstel voor een correctief referendum en een algemeen raadgevend referendum, dat
aanstaande dinsdag in de Eerste Kamer plenair wordt behandeld. Meer algemeen ging het over het functioneren van onze representatieve democratie. Want dat die kraakt en piept in al haar voegen moge duidelijk zijn: de maatschappelijke onvrede over het functioneren van de parlementaire democratie is nog nooit zo groot geweest als nu, het vertrouwen in de politiek nog nooit zo laag. Er is dus iets mis, maar wat?
Eerst even over dat initiatiefwetsvoorstel van Fokke (PvdA), Schouw (D'66) en Voortman (GL), waar gaat dat precies over? Met dit initiatiefvoorstel wordt beoogd om het via een wijziging van de Grondwet mogelijk te maken om, op initiatief van burgers, een bindend correctief referendum te houden over een wetsvoorstel dat door de Staten-Generaal is aangenomen. De indieners zien het correctief wetgevingsreferendum als een geschikt middel om de invloed van de burger op het beleid te vergroten. De behandeling dinsdag betreft een zogenaamde '
eerste lezing'. Opvallend is, dat de indieners er voor hebben gekozen om de verschillende drempels ten aanzien van het benodigde quorum, het aantal steunbetuigingen en de verschillende termijnen niet in de Grondwet op te nemen, maar via uitvoeringswetgeving te regelen. Deze uitvoeringswetten moeten wel met tenminste een tweederde meerderheid door beide Kamers worden aangenomen. Het quotum is gesteld op 300.000 handtekeningen.
De procedure wordt als volgt: nadat een wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen, kan een groep van kiesgerechtigden door middel van een inleidend verzoek vragen om een referendum. Nadat zij, binnen een via de uitvoeringswet vast te stellen termijn, meer steunverklaringen hebben gekregen, kan een referendum worden gehouden. Het aan een referendum onderworpen wetsvoorstel vervalt als een meerderheid van de opgekomen kiesgerechtigden, tegen het wetsvoorstel stemt of wordt onmiddelijk bekrachtigd als een meerderheid voor het wetsvoorstel stemt. Bij grondwetswijzigingen kunnen verzoeken tot het houden van een referendum na de
tweede lezing worden ingediend. Ook over besluiten van provinciale staten of de gemeenteraad kan op verzoek van kiesgerechtigden een referendum worden gehouden. Geen referendum kan worden gehouden over het koningschap, het koninklijk huis, begrotingen, voorstellen die strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties en rijkswetten. Met andere woorden een bindend correctief referendum over de vraag of Nederland al dan niet in de Europese Unie moet blijven is ook hiermee niet aan de orde.
Overigens blijkt uit een afgelopen week gehouden
onderzoek onder ruim 18.000 leden van het opiniepanel van Een Vandaag, dat een meerderheid (56%) van de mensen vóór een bindend correctief referendum is en maar liefst driekwart (73%) is voor een raadgevend referendum (dat dinsdag overigens óók besproken wordt in de senaat). Opvallend is dat de kiezers van initiatiefnemers D66 en GroenLinks in het onderzoek in meerderheid tegen zon referendum zijn, maar dat terzijde. Misschien nog opvallender, of moet ik zeggen veelzeggender, is het grote aantal mensen (74%!), dat vindt dat zij te weinig invloed heeft op de landelijke politieke besluitvorming in Nederland. Dat is een teken aan de wand, dat de representatieve democratie niet goed functioneert.
Rechtsfilosoof
Kinnegin van de Universiteit van Leiden is tegen het houden van referenda, zo zei hij vanmiddag in
Buitenhof. Hoogleraar Kinnegin is van mening, dat complexe onderwerpen zoals de EU, maar bijvoorbeeld ook een referendum over ons zorgstelsel, beter niet aan de bevolking kan worden voorgelegd, omdat het risico bestaat dat ze er te weinig van begrijpen. Dat moge misschien zo zijn, maar naar mijn mening mag dat
nooit een reden zijn om dergelijke wezenlijke vragen niet aan de bevolking voor te leggen. Dan kunnen we de democratie beter helemaal afschaffen en een oligarchisch staatssysteem in het leven roepen. En
juist waar het gaat om wezenlijke zaken als ons zelfbeschikkingsrecht, onze volkssoevereiniteit en het parlementaire budgetrecht (dat gaat over waar onze staatsfinanciën aan besteed worden) dient er een
bindend referendum te worden uitgeschreven voor de gehele kiesgerechtigde bevolking. Ik zou er zelfs voor willen pleiten, dat in een dergelijk geval de
stemplicht weer wordt ingevoerd. Bijkomend voordeel daarvan is, dat men dan wel gedwongen is zich te verdiepen in de onderhavige materie. Maar dan nog: het kan nooit de bedoeling zijn dat de burger buitenspel wordt gezet, zogenaamd omdat die er 'te dom' voor is.
Interessanter werd het toen Kinnegin aanstipte dat de kwaliteit van volksvertegenwoordigers natuurlijk (mede)bepalend is voor de kwaliteit van de democratie. Dáár heeft Kinnegin een punt. Ik heb hier al eens eerder betoogd dat misschien wel de grootste bedreiging voor een goed functionerende democratie is, dat de politiek teveel middelmatige mensen aantrekt. Maar hoe zorg je ervoor dat die kwaliteit stijgt? Dat lijkt me niet zo eenvoudig. Moet je parlementariërs in spé een toelatingsexamen laten afleggen? Moet je een leeftijdgrens stellen? Moet je andere eisen stellen, bijvoorbeeld aan een correcte beheersing van de Nederlandse taal en kennis van de Vaderlandse geschiedenis? Kinnegin vroeg zich af of 'het referendum' wel een geschikt middel was om die kwaliteit te verhogen; hij vreesde dat velen niet of althans onvoldoende goed begrijpen waar het over gaat. Volgens Kinnegin zou je eerder de vraag moeten stellen hoe je de representatieve democratie beter zou kunnen laten werken. Maar gevraagd naar diens oplossing kwam er een weinig samenhangend antwoord.
Natuurlijk, democratie zou welvaart, economische groei en financiële stabiliteit moeten opleveren, maar wie kijkt naar de huidige situatie in de eurozone (en EU) kan constateren, dat in elk geval op Europees vlak het tegendeel het geval is. En dat brengt me weer op Kinnegin's bezwaar tegen de vox populi, de stem van het volk. Dat zou slechts 'een laagwaardig soort politiek' opleveren. Denkt Kinnegin nu echt, dat, om maar wat te noemen, de gemiddelde middenstander zich geen oordeel kan vormen over de voor- en nadelen van de Europese Unie voor Nederland? Kom nou toch, dan zou ik hem willen aanraden zich wat vaker buiten de beschermde wereld van het universiteitsgebouw te verplaatsen en eens te gaan praten met die mensen aan wie hij geen besluit 'over complexe zaken' durft toe te vertrouwen. Als we dát niet meer willen, dan kunnen we de democratie net zo goed afschaffen en Nederland uitroepen tot een oligarchische monarchie, want daar komt het dan defacto op neer. Trouwens, aan wie valt de logica uit te leggen dat er honderden miljarden naar de Grieken gaan, die zelf de kluit belazerd hebben, en naar andere verre Europese familieleden als tegelijkertijd de burger hier hard wordt getroffen in diens portemonnee en er geen geld is voor een fatsoenlijke ouderenzorg? Is de heer Kinnegin weleens op bezoek geweest bij een gemiddeld verzorgingstehuis? De kwaliteit van de 'dienstverlening' daar is werkelijk bar en boos. Men hoeft geen raketgeleerde te zijn om 'deze complexe zaken' te beoordelen.
Volgens Kinnegin zit er een spanning tussen wat hij noemde 'daadkracht', 'kwaliteit' en 'draagkracht'. Het belangrijkste wat onze democratie zou moeten leveren is kwaliteit van besluitvorming. Dat is natuurlijk zo klaar als een klontje, maar de praktijk laat vaak iets anders zien. Daadkracht gaat vaak ten koste van de kwaliteit, maar zonder draagkracht onder de bevolking ook geen politieke daadkracht, enzovoorts. Maar is ons huidige stelsel nu juist niet zó ontworpen, dat die kwaliteit zoveel mogelijk gewaarborgd blijft? De Eerste Kamer speelt daarin een belangrijke rol. Zij toetst de voorgestelde wetgeving op consistentie, praktische uitvoering en effectiviteit. Helaas moeten we constateren, dat onze senaat steeds meer 'verpolitiseert', dat wil zeggen, niet onafhankelijk toetst, maar politiek. En dat was niet de bedoeling van dit college.
Wie denkt de burger politiek buitenspel te mogen zetten door hem zijn stem te onthouden over wezenlijke vraagstukken, die raken aan de soevereiniteit van zijn land en aan het hart van onze rechtsstaat, die heeft de Trias Politica niet begrepen. En dat voor een hoogleraar rechtsfilosofie. Ik zou, speciaal voor de hoogleraar, willen afsluiten met een quote van Verlichtingsfilosoof en één van de grondleggers van het Rationalisme, John Locke:
"Wanneer de instanties door een slecht bestuur hun recht en hun macht verbeuren, dan keert de hoogste macht bij de gemeenschap terug, en het volk heeft het recht soeverein te handelen en de wetgevende macht zelf uit te oefenen of een nieuwe regeringsvorm op te richten, en de hoogste macht - die het volledig en onbeperkt bezit - in nieuwe handen te leggen, geheel zoals het volk wil" (John Locke, Two Treatises of Government, 1690)."
Want dáár, bij het volk, en nergens anders, ligt het primaat over het landsbestuur, haar wetten en haar rechtspraak.
Hier vindt u een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter.