In een vorige bijdrage had ik het over het artikel van David Engels in het recent verschenen boek
Tegen de tribalisering. Engels besluit zijn bijdrage met het uitspreken van de hoop dat een christelijke cultuur als fundament voor Europa kan worden gerevitaliseerd. Maar dat is niet waar Bart Reijmerink op uitkomt in zijn bijdrage aan het boek. Reijmerink wil een heropleving van het klassieke gedachtegoed van Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872). Reijmerink is een liberaal dus. Klassiek liberaal. En hij waarschuwt zelfs voor een flirt met autoritaire, quasi-despotische leiders als Viktor Orbán of met de “geleide” democratie van Vladimir Poetin. “Herintroduceer de grote idealen van weleer zoals Thorbecke” (p. 60), zegt Reijmerink. Dat wil zeggen: “een vorm van staatsburgerschap en burgerschapsvorming op basis van gemeenschappelijke waarden” (p. 60).
Kan de religie, de christelijke religie, die dan niet bieden? Reijmerink denkt van niet. Hij verwijst naar zijn held Thorbecke die “wist dat samenlevingen die haar wetgeving baseren op religie” zullen vervallen tot “stammengedrag” (p. 60).
Ik ben dat eerlijk gezegd wel met Reijmerink eens (en dus niet met Engels). Neem deze favoriete uitspraak van mij, gedaan in een boek van de Engelse Victoriaanse politicus Benjamin Disraëli (1804-1881):
Ik lees hierin een bijdrage aan de discussie over wat de mensen in een land kan verenigen. Sommigen zeggen dan “religie”. Maar als je dat hebt gezegd, dan moet je ook altijd een beetje vaag blijven over de
aard van de religie, dus over “welke religie”. Immers wanneer wordt uitgesproken welke religie je in gedachte had als basis voor de sociale cohesie in de natie (katholiek, protestants, soennitisch, sjiitisch, hindoeïstisch, noem maar op) dan neemt iemand van een andere religie daar weer aanstoot aan. Dus de politicus die religie als grondslag voor de identiteit van de staat wil nemen, moet altijd vaag blijven over de aard van de religie (
“sensible men never tell”). Zelfs voor Orbán geldt dat. Ik heb zijn christendom wel eens een
“atheïstisch Christendom” genoemd. Ik geef toe, dat is wat plagerig, maar vaag is het zeker.
Religie is dus niet geschikt als basis voor het staatsverband. Althans niet in een niet geheel religieus homogene samenleving.
Nu zal Engels zeggen: maar Polen is gelukkig nog religieus homogeen. Hongarije is dat ook nog. Roemenië trouwens ook. Daarom wil Orbán niet de fouten maken die West-Europa heeft gemaakt met zijn open grenzen.
Daar zit overigens veel in. En dat is natuurlijk goed nieuws voor het perspectief van Engels. En ook voor wat Orbán zegt. Wel eens gemerkt dat zich nooit een terroristische aanslag aandient in Polen of Hongarije? Frankrijk vecht min of meer voor zijn bestaan. In Duitsland was het een tijdje lang elke dag een aanslag door een “verwarde man”. In Nederland loopt een al 20 jaar een politicus rond die 24/7 wordt bewaakt. In Polen ook? En waarom eigenlijk niet? Er zitten dus nog wel wat schaduwkantjes aan die veelbezongen “diversiteit”.
Maar toch denk ik dat het model Thorbecke in zijn algemeenheid levensvatbaarder is dan het model Orbán. Althans, als je niet naar Hongarije wil verhuizen. Ik denk namelijk dat onder de condities van de moderniteit (vrije keuze van religie) vanzelf wel overal op de wereld een zekere mate van pluriformiteit zal komen te bestaan. Zelfs in Saoedi-Arabië.
Overigens zijn dit de verschillen tussen Engels en Reijmerink. Maar er zijn ook overeenkomsten. En misschien nog wel meer dan verschillen. Zij wijzen beide de West-Europese vernietigingsdrang af die zich heden ten dage als een virus verbreidt onder leiding van de anywheres: de progressieve, goedverdienende elite zonder vaderland en wortels. Symbool: Sigrid Kaag.
Reijmerink geeft een prachtig beknopt maar scherp overzicht van het gezwam over “witte mensen” en “wit privilege” en andere uit de Verenigde Staten overgewaaide onzin, zoals Black Lives Matter. Hij laat ook perfect zien dat het old school marxists zijn die de scepter zwaaien bij BLM, zoals het openlijk werd uitgesproken door een van de leiders van de BLM-beweging.
Reijmerink’s bijdrage stamt van vóór de ruzie tussen Sylvana Simons en Quinsy Gario. Maar natuurlijk kan je met een beetje fantasie wel voorspellen waar die intersectionele malligheid op gaat uitlopen: een Grote Oorlog tussen al die slachtoffergroeperingen met als inzet wie nu de echt allerzieligste is. Intersectionele burgeroorlog. Wil de echte zieligerd opstaan? De vrouw? De zwarte? De moslim? De LHBTI-er. Zij zullen elkaar allemaal de tent uitvechten. En in de botsing tussen Simons en Gario krijgen we dus een voorproefje van wat we gaan zien de komende jaren. Dat wordt nog smullen. Eindeloos is namelijk de groep zieligerds die, volgens de logica van het intersectionalisme, zich zal gaan uitbreiden.
Wat te doen? Meedoen misschien! Bij een book proposal voor een Engels boek dat ik heb aangeboden aan een internationale uitgeverij presenteer ik mij al als een “Dutchman” maar wel met “French ancestors”. Opgelopen trauma’s tijdens de Bartholomeusnacht (1572) draag ik ook met mij mee. Kijk, die slavernij was erg, maar de Bartholomeusnacht – dat was pas erg. Voor ons, gevluchte Hugenoten. Niks witte man van meer dan middelbare leeftijd en daarmee automatisch afstammeling van de slavenhouders. Slachtoffer van een micro-genocide. Tijdje terug alweer, oké, maar dat maakt niet uit met de Black Lives Matter-logica van geërfde trauma’s.
Reijmerink formuleert het principe van het intersectionalisme zo:
“Dit verstaat men onder intersectionaliteit. Het gedachtegoed van de intersectionaliteit verdeelt een samenleving niet alleen binair, nee, het gaat nog verder. Het is niet alleen man tegenover vrouw. Binnen deze groepen heb je tal van subgroepen; de ene groep binnen deze grotere groep onderdrukt weer een andere groep. De blanke vrouw onderdrukt weer de gekleurde vouw, de gekleurde vrouw onderdrukt weer de gehandicapte, de gekleurde vrouw en zo gaat men steeds verder qua vergelijkingen” (p. 39)
Mensen worden in een hokje geplaatst, zegt Reijmerink met een zeker gevoel voor understatement.