Nederland begint een ware verklikkerscultuur te cultiveren. Zo wordt bijstandsfraude tegenwoordig zo'n drie keer vaker gemeld bij de overheid. En dat allemaal door het meldpunt. In de meeste gevallen wanneer iemand de telefoon pakt, gaat het slechts om een vermoeden van fraude. Het gaat dan meestal om een buurtgenoot die stiekem samenwoont of om iemand die zwartwerkt naast de uitkering. In veruit de meeste gemeenten (>50 procent) die hebben meegewerkt aan het in kaart brengen van de cijfers, beschikken zij over een
meldpunt bijstandsfraude. Het aantal meldingen van fraude ligt het laagst in Arnhem, Utrecht en Groningen.
Hoogleraar psychologie Paul van Lange van de Vrije Universiteit verklaart de toename van het aantal meldpunten en meldingen door een afnemende sociale controle in een geïndividualiseerde maatschappij. En dat is volgens mij ook een prima verklaring. Buurtcafés en kerken lopen leeg of verdwijnen, computer en smartphone zorgen ervoor dat je bijna niet meer de deur uit hoeft. Waarschijnlijk heb je dan ook minder binding met de mensen om je heen. In zo'n geval is de meldingsbereidheid hoger en het begrip voor iemands situatie een stuk lager.
Bestuurskundige Paul Frissen heeft kritiek op deze ontwikkeling. Omdat het vaak 'kwetsbare burgers' betreft, en burgers de functie van opsporingsambtenaar in de schoot krijgen geworpen, zou dit op termijn nog wel eens voor behoorlijke fricties in de buurt kunnen gaan zorgen. Het wordt er niet gezellig door en het moet nog maar blijken of de melding terecht was, maar de relatie met de buurt heeft wel schade opgelopen.