Het Nationale Toneel heeft een toneelbewerking gemaakt van Het stenen bruidsbed, de roman van Harry Mulisch uit 1959. Een roman die gaat, zoals zo vaak bij Mulisch, over goed en kwaad, over daders en slachtoffers en hoe iedereen binnen elk van die rollen past. Voor het eerst wordt dit verhaal in Nederland op de planken gebracht.
Het begint onschuldig genoeg. Norman Corinth, een 35-jarige tandarts uit Baltimore, komt in 1956 aan op vliegveld Tempelhof in Berlijn om een tandartsencongres in Dresden bij te wonen. Op de luchthaven wacht gids Hella hem op. Het is Corinth meteen duidelijk: Hella, een mooie, rotsvaste communiste, moet veroverd worden, op wat voor manier ook.
Eenmaal in het centrum van Dresden blijkt die stad, elf jaar na de oorlog, nog steeds een kale vlakte. Dit natuurlijk als gevolg van het enorme, ik mag wel zeggen beruchte, bombardement van 13 februari 1945, dat in een van de allerlaatste maanden van de oorlog van het Florence aan de Elbe, dat tot dan toe ongeschonden de oorlog had doorstaan, alsnog een rokende puinhoop maakte. Corinth was boordschutter in een van de bommenwerpers die de stad die nacht hebben vernietigd. En meer dan dat, zo blijkt gaandeweg het verhaal: na hun lading te hebben gelost, besluiten hij en zijn kompanen om burgers die, op de vlucht voor het vuur, hun heil in de Elbe hebben gezocht te mitrailleren. Een oorlogsmisdaad. Corinth voelt zich schuldig, al is hij zich daar zelf aanvankelijk nauwelijks van bewust.
Corinth, gespeeld door een adequate Jeroen Spitzenberger, wordt ondergebracht in een mooie, maar vervallen villa op een heuvel buiten de stad. s Avonds, kijkt een dronken Corinth uit over de kapotte stad: Het was bijna nacht. De sterren waren in het dal gevallen. Waar het centrum van de stad moest zijn, was het donkerder dan aan de randen: voorsteden straalden daar in de mist; door de duisternis in het midden trokken alleen rijen lantarens van een paar rechte straten. Later, als ze voor een enorme berg puin staan, legt Hella Corinth uit dat dit de restanten zijn van de Frauenkirche. Duizenden mensen zijn in de keldergewelven gevlucht, de kerk is boven op hen gevallen. Men wil de puinhoop als aandenken laten liggen.
Iedereen heeft wat te verbergen, de wonden van de oorlog zijn nog vers. Ook is in dit land van daders nagenoeg iedereen slachtoffer: overal in de stad schuifelen oorlogsinvaliden rond, iedereen heeft wel iemand verloren in de oorlog, iedereen is alles kwijtgeraakt. Corinth verzwijgt zijn rol als medevernietiger van de stad, maar is zelf ook verminkt: geestelijk, maar ook fysiek: door het neerstorten van zijn vliegtuig raakte zijn gezicht zwaar beschadigd. Hella (gespeeld door een wat muizige Tamar van den Dop) is overlevende van een concentratiekamp, maar werkt ze niet ook voor de Stasi?
Corinth is op zoek naar mededaders, zodat hij zijn eigen schuldgevoel kan relativeren. Hij lijkt er een te vinden in de West-Duitser Schneiderhahn, met veel charme en overtuiging gespeeld door Stefan de Walle. Deze medecongresganger, die als hobby ruïnes fotografeert, vertelt aangeschoten, in een volkskroeg ergens diep in de nacht, dat ook hij in de oorlog in zekere zin aan het front was. Maar dan binnen Duitsland, waar kleine stukjes naar verhouding tot frontgebied verklaard waren, ook al lagen zij soms midden in stille bossen, of op vredige heuvels. Schneiderhahn wordt een obsessie voor Corinth hij moet en zal een bekentenis uit hem krijgen die zijn eigen schuld zal doen oplossen. Maar dit loopt uit op een deceptie: Schneiderhahn blijkt helemaal geen kampbeul te zijn geweest, integendeel: hij stond aan de goede kant. Uiteindelijk moet Corinth onder ogen zien dat er geen rechtvaardiging is voor wat hij heeft gedaan. Maar of hij met deze gedachte kan leven, blijft onduidelijk.
Tot nog toe had geen theatergezelschap het aangedurfd dit klassieke verhaal op de planken te brengen. Regisseur Johan Doesburg heeft prima werk geleverd hij blijft trouw aan de tekst van Mulisch, maar slaagt er naar mijn mening beter dan de schrijver in om de personages tot leven te laten komen. In het boek verdwijnt het verhaal nog wel eens in een mist van barokke metaforen en zo nu en dan onbegrijpelijke uitweidingen. Het theaterstuk is meer to the point.
Wat mij betreft had Doesburg met de tekst nog wel wat meer vrijheid mogen nemen, met name bij de zogenaamde gezangen. Mulisch liet zich sterk inspireren door het klassieke Griekse theater, onder meer door gezangen in te lassen, die Corinths doen en laten tijdens de oorlog becommentariëren. In het theaterstuk worden die verwoord door vijf acteurs in vliegenierskleding die, hangend en zittend in een stellage die de ronkende bommenwerper symboliseert, staccato de tekst van Mulisch opdreunen. Dat is wel even aardig, maar wordt na een tijdje nogal vermoeiend, ook omdat het niet altijd even goed te verstaan is.
De enscenering is kaal maar doeltreffend, al zijn de honderden schedels onder het toneel die gedurende de voorstelling bloot komen te liggen wel wat van dik hout zaagt men planken: dat de spoken uit het verleden het heden niet met rust willen laten is zo ook wel duidelijk.
Het stenen bruidsbed Het Nationale Toneel. Acteur Jeroen Spitzenberger
foto: Carli Hermes
Het Stenen Bruidsbed . Tekst: Harry Mulisch. Vertaling: Tom Kleijn. Regie: Johan Doesburg. Met: Antoinette Jelgersma, Bram Suijker, Jeroen Spitzenberger, Pieter van der Sman, Sallie Harmsen, Stefan de Walle, Tamar van den Dop, Vincent Linthorst. De voorstelling is nog tot half juni te zien in de Koninklijke Schouwburg. Let op de Bosbrug is afgesloten voor verkeer. Vanaf september tournée.