De minister en de staatssecretaris van Onderwijs willen lagere maxima voor de beloning van onderwijsbestuurders.
Dit schrijven Van Bijsterveld en Zijlstra vandaag in een
brief aan de Tweede Kamer. Prima plan om de beloning aan banden te leggen,
maar misschien moet het fenomeen 'onderwijsbestuurder' zelf ook eens op
de schop.
Eerder was er al een
nieuwe wet aangenomen ter beperking van de salarissen van onderwijsbestuurders.
Uit onderzoek van de Algemene Onderwijsbond was gebleken dat zestig
onderwijsbestuurders meer dan een ministerssalaris ontvingen. Met deze
nieuwe wet is de maximumbeloning voor bestuurders uit de gehele publieke
sector gesteld op 130 procent van een ministerssalaris - alsnog 223.666
euro. De nieuwe wet regelt ook dat voortaan het loonoverschot verhaald
kan worden op de bestuurder zelf en niet voor rekening komt van de
onderwijsinstelling.
Nu wil het kabinet de salarissen van
onderwijsbestuurders nog verder verlagen. Bovendien gaan de nieuwe
maxima verschillen per onderwijssector. In het primair onderwijs gaat
153.000 euro gelden, in het voortgezet onderwijs 179.000 euro, in het
mbo/hbo 194.000 euro en op universitair niveau 217.000 euro.
Leuke situaties zoals bij InHolland hebben wellicht als katalysator gewerkt voor deze besluiten. Maar
eigenlijk geven deze uit de kluiten gewassen salarissen überhaupt al aan
dat we op de verkeerde weg zijn met ons onderwijs. Ons onderwijs wordt
gegeven in enorme instellingen waarbij alles draait om winst en
efficiency.
Docenten zijn van alle zeggenschap over hun vak beroofd en zijn weinig
meer dan uitvoerders van beleid dat van bovenaf is opgelegd. Bij een dergelijke structuur horen topmanagers die alles in banen leiden.
Zolang ons onderwijs nog gegeven wordt in de mega-instellingen die we
ervan gemaakt hebben, is een salaris van meer dan een minister niet zo
misplaatst. Misschien kan tegelijkertijd met de beloning, ook de functie
van de onderwijsbestuurder worden beperkt?