Bart Strengers, Leo Meyer en Andries Hof: 'De Staat van het klimaat 2010'. Wat er niet in staat en waarom niet

Geen categorie13 apr 2011, 16:30

Zoals mijn trouwe lezers weten, heb ik al vaak eerder geschreven dat het in ons land - in tegenstelling tot andere landen - best de goede kant uit gaat met de discussie tussen de aanhangers van de menselijke broeikashypothese en klimaatsceptici. Bart Strengers, Leo Meyer en Andries Hof, allen verbonden aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), verzochten mij om hun reactie op een eerdere 'posting' van mij over het PCCC-rapport, 'De staat van het Klimaat', op de voorpagina van DDS te plaatsen. Hierbij voldoe ik gaarne aan hun verzoek. 

Ik onthoud mij voorlopig even van een repliek.

Van: Bart Strengers, Leo Meyer en Andries Hof

Onderwerp: Bijdrage aan DDS nav reactie Hans Labohm op de SvhK 2010.

Datum: 11 april 2010

 

Hans Labohm schreef op 6 april een blog over ‘De staat van het Klimaat 2010’, die op 5 april door het Platform Communication on Climate Change (PCCC) werd aangeboden aan Staatssecretaris Atsma. Hij is positief over de behandelde onderwerpen en de toegankelijkheid voor een breed publiek. Ook gaf hij aan het rapport ‘een stuk minder alarmistisch en evenwichtiger’ te vinden dan voorgaande edities. Onze positieve interpretatie van deze woorden is dat hij het toejuicht dat we voor het eerst expliciet aandacht hebben besteed aan het klimaatdebat, en aan de ophef die in 2010 ontstond rond het IPCC. Ook Atsma liet in zijn uitvoerige reactie weten dat hij groot voorstander is van een constructieve op argumenten gebaseerde discussie met critici, die ook steeds meer plaatsvindt, en voorlopig nog plaats zal blijven vinden.

 

Wij denken dat het klimaatdebat zoals zich dat de laatste jaren manifesteert, duidelijk maakt dat klimaatwetenschap en klimaatbeleid in een nieuw tijdperk opereren; een tijdperk dat gekenmerkt wordt door een hoge mate van politisering en een zeer dynamische interactie tussen wetenschap en publiek debat. Deze ontwikkeling stelt steeds hogere eisen aan de wijze waarop de resultaten uit de klimaatwetenschap worden beoordeeld en samengevat voor beleidsmakers. Ook denken wij dat het van belang is om systematischer dan tot nu toe de argumenten van ‘klimaatsceptici’ te onderzoeken en beoordelen op hun houdbaarheid. In het kader daarvan hebben we – ook voor het eerst – als achtergrondmateriaal bij ‘De staat van het Klimaat 2010’ een uitgebreide reactie geschreven op een aantal hoofdstukken uit het boek van klimaatscepticus Marcel Crok.

 

Vervolgens somt Hans een aantal onderwerpen op die niet in de Staat van het Klimaat staan. Hij suggereert dat dit is gedaan omdat deze onderwerpen de AGW-hypothese (dat wil zeggen dat de opwarming het gevolg is van de uitstoot van broeikasgassen door mensen) onderuit zouden halen.

 

Zo mist hij een verwijzing naar het werk van de Jager en Duhau die stellen dat de recente opwarming door de zon verklaard kan worden en dat er sterke afkoeling kan worden verwacht als de zon in een nieuw Maunder Minimum zou kunnen geraken. Dit werk van de Jager en Duhau stamt echter vooral uit 2008 en 2009 (met een update in 2010), en de betekenis daarvan is uitgebreid aan de orde geweest in een eerdere publicatie van KNMI en PBL in december 2009: ‘News in Climate Science since IPCC 2007’. We gaven daarin aan dat de conclusies van de Jager en Duhau twijfelachtig zijn (zoals ook bevestigd in een uitgebreide analyse van Gerbrand Komen, voormalig directeur van het KNMI) en we gaven aan dat:

If predictions by some solar physicists that the sun is entering a stage of very low activity, for a period of two to seven decades, become reality, global temperature increases might be tempered by about 0.2 °C, within two or three decades.

 

Ook in de weblog-discussie die Bart Strengers had met Hans Labohm in november en december 2009 werd hieraan gerefereerd.

 

Ook geeft Hans aan dat we het enige rapport dat gedetailleerde informatie zou geven over de Climategate affaire hebben genegeerd. Het rapport concludeert dat ‘All in all, the evidence of the failings of the Climategate inquiries is overwhelming.’ Wij hebben daar onze twijfels over omdat het geen rapport is van een onafhankelijke commissie maar van één klimaatscepticus Andrew Montford, die dit in 2010 schreef in opdracht van ‘The Global Warming Policy Foundation’, een denktank uit Engeland die is opgericht ter bestrijding van ‘extremely damaging and harmful policies envisaged by governments to mitigate anthropogenic global warming’. Voor een analyse van het boek dat Montford schreef over onder andere Climate Gate, zie bijvoorbeeld de website van RealClimate.

 

Dan geeft Hans aan dat we niet vermelden dat de belangrijkste conclusie van het IPCC, namelijk dat het grootste deel van de opwarming van de aarde in de tweede helft van de twintigste eeuw zeer waarschijnlijk het gevolg is van de waargenomen toename van broeikasgassen, is gebaseerd op ‘expert judgement’ van een beperkte groep wetenschappers. Maar in het achtergrondmateriaal bij hoofdstuk 2 schrijven we:

Critici stellen dat dit een ‘expert judgement’ is van een beperkte groep van ongeveer 50 deskundigen. De uitspraak van het IPCC is inderdaad een ‘expert judgement’, maar deze deskundigen hebben hun oordeel wel gebaseerd op tientallen jaren wetenschappelijk onderzoek, duizenden peer-reviewed publicaties. De formulering is bovendien door meer dan duizend deskundigen gereviewed.

Ook het onderwerp van de betrouwbaarheid van klimaatmodellen komt in dit achtergrondmateriaal uitgebreid aan de orde.

 

In ons rapport geven wij aan dat volgens het IPCC het halen van de twee graden doelstelling een verlies van mondiale economische groei betekent van maximaal 0,12% per jaar tot 2030. Volgens Hans is dit in tegenspraak met een recent rapport van de EU (hij bedoelt de ‘Roadmap 2050’ van de Europese Commissie) dat de jaarlijkse investeringen van het klimaatbeleid voor Europa op 1,5% van het BBP raamt. Los van de feiten dat dat rapport gaat over Europa en niet over de wereld en een tijdspanne betreft tot 2050 en niet 2030, is een verlies van economische groei iets heel anders dan investeringen in klimaatbeleid. Als je geld investeert (bijvoorbeeld in windmolens) dan wordt daar ook weer geld aan verdiend en investeringen zeggen daarmee heel weinig over de uiteindelijke groei van de economie. Waar het om gaat is of het geld dat is geïnvesteerd in klimaatbeleid (bijvoorbeeld windmolens) meer op had kunnen leveren als het zelfde geld zou zijn geïnvesteerd in iets anders (bijvoorbeeld een kolencentrale). Het Europese rapport geeft expliciet aan dat de investeringen van 1,5% van het BBP zichzelf grotendeels terugverdienen en leiden tot meer banen, minder afhankelijkheid van de import van fossiele brandstoffen en een betere luchtkwaliteit. In het rapport wordt ook aangegeven dat het een enorme financiële en politieke opgave is deze investeringen te realiseren. Letterlijk staat er:

 

This will require major and sustained investment: on average over the coming 40 years, the increase in public and private investment is calculated to amount to around € 270 billion annually. This represents an additional investment of around 1.5% of EU GDP per annum on top of the overall current investment representing 19% of GDP in 2009. It would take us back to the investment levels before the economic crisis.

 

En vervolgens:

 

While most of this extra investment would be paid back over time through

lower energy bills and increased productivity, markets tend to discount future benefits, and disregard long-term risks. A key question is, therefore, how policy can create the framework conditions for such investments to happen, including through new financing models.

 

Dat getal van 0,12% zoals gerapporteerd door het IPCC betekent dus dat de mondiale economische groei uiteindelijk iets kleiner is ten gevolge van klimaatbeleid dan hij had kunnen zijn zonder klimaatbeleid. Overigens geven we in ‘de Staat van het Klimaat 2010’ aan dat dit soort kostenschattingen een grote mate van onzekerheid kennen en gaan we (in hoofdstuk 2.4) in op de kritiek van bekende onderzoekers op dit gebied zoals Richard Tol en Björn Lomborg.

 

Ten slotte geeft Hans aan dat het Kyoto Protocol en de het Europese Emissiehandelssysteem geen merkbare invloed zal hebben op de temperatuur. Hans heeft dit argument (of iets wat daarop lijkt) de laatste jaren vele malen naar buiten gebracht, en alleen al daarom lijkt het ons niet zo relevant om dat steeds weer te behandelen. Ook in de eerder genoemde discussie met Bart kwam dit punt aan de orde, waarbij het antwoord was:

 

Onafhankelijk van de uitkomst in Kopenhagen, zal de CO2-concentratie (en die van andere broeikasgassen) in de komende 5 jaar doorstijgen. Zoals uit verschillende studies van o.a. het PBL blijkt is het maximaal haalbare scenario dat de mondiale emissies rond 2020 het maximum bereiken om daarna een daling in te zetten. Dit beantwoordt meteen ook de laatste vraag van Hans in de vorige blog: de afspraken in Kopenhagen zullen als zodanig nog weinig effect hebben op de temperatuurstijging. Het is slechts een tweede stap (na Kyoto) op weg naar afspraken die uiteindelijk kunnen leiden tot verwezenlijking van het scenario zoals geschetst in de PBL-studie. Alleen dan is de kans reëel dat de opwarming beperkt blijft tot 2 graden Celsius

 

Wij willen Hans bedanken voor de gelegenheid die hij ons heeft gegeven om de suggestie tegen te spreken dat wij ‘cruciale’ informatie zouden hebben achtergehouden en wij nodigen hem uit om op grond van de informatie in bovenstaand stuk en het achtergrondmateriaal bij ‘de Staat van het Klimaat 2010’ zijn mening te herzien.

 

Bart Strengers, Leo Meyer en Andries Hof, Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)

 

Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten