De abortusdiscussie is niet van alle tijden, maar wel nadrukkelijk van die van ons. Pas geleden hebben DDS-schrijvers Victor van der Sterren en Yernaz Ramautarsing opnieuw het startsein gegeven voor een intellectuele discussie. Victor eiste onmetelijk hoge criteria voordat men een moreel objectieve mening mag hebben over abortus, eigenaardig genoeg zonder daar de conclusie aan te verbinden dat het uitvoeren van abortus derhalve is af te raden totdat een dergelijk punt is bereikt. Yernaz legde de lat juist extreem laag en voelde wel wat voor legale abortus tot week 36.
Wat ze met elkaar gemeen hebben is dat beide (ondanks verwoede pogingen) geen sluitende antwoorden uit de wetenschap kunnen distilleren en, ogenschijnlijk zonder dit zelf door te hebben, volledig zijn aangewezen op de filosofie zolang de biologie niet uitnodigt tot een consensus. Vandaag wil ik u echter geruststellen: er bestaat een filosofische vraagstelling die wél hout snijdt en zelfs uitmondt in een duidelijk, eenduidig antwoord.
Hoe zwaar moeten voorbeelden uit de marge meewegen in het debat?
Een veel gehoord argument is dat een vrouw toch zeker een abortus moet kunnen plegen in geval van verkrachting, tienerzwangerschap of een voor haarzelf levensbedreigende situatie. Hoewel ik dergelijke afwegingen persoonlijk bijzonder lastig vind, begrijp ik dat veel mensen door deze voorstelling van zaken gemakkelijk overstag gaan tijdens een gesprek met voorstanders van de huidige Abortuswet. Op dat moment is het echter raadzaam zich te realiseren dat deze drie gevallen een minimaal aandeel hebben in het totale aantal abortussen.
Tienerzwangerschappen vormen nog geen procent van de abortussen in Nederland. Verkrachting wordt in tussen de 5 en 10 procent van de gevallen opgegeven als reden en van gezondheidsproblemen bij de vrouw, die onomstotelijk levensbedreigend, zijn heb ik geen cijfers kunnen vinden. Wel heb ik geconstateerd dat het percentage vrouwen dat zelf gezondheidsproblemen vreest en om die reden een abortus liet uitvoeren op 11,4% ligt. Zie pagina 83 van dit rapport van het ZonMw voor alle opgegeven redenen. Je kunt je afvragen of het drama rondom een klein percentage moet dienen als sluitend argument voor het behouden van alle bepalingen in de huidige Abortuswet.
De overgrote meerderheid van redenen voor abortus is sociaal- economisch van aard, oftewel: te weinig geld, geen kinderwens, geen energie, te korte relatie of niet te combineren met een baan. Deze klinken als prima argumenten om nog geen huis te kopen, maar legitimeert het de beëindiging van het (aanstaande) leven van een foetus dat zich reeds in de baarmoeder aandient?
Sociaal maatschappelijke hypocrisie (see no evil, hear no evil)
We weten allemaal hoe een zwangere vrouw met kinderwens het nieuws doorgaans wereldkundig maakt: gloeiend van extase. Ze wil niets liever dan de hele stad laten weten dat zij een kindje gaat krijgen. Ze spreekt van een kindje en niet van een foetus, want dat zou ongepast zijn. Het is een kwalificatie die een arts in gesprek met een ongewenst zwangere vrouw echter zal vermijden, omdat de duiding kindje te confronterend zou zijn. Het kind zelf blijft intussen onveranderd hetzelfde, ondanks de verschillende termen waarmee het wordt geduid.
Deze dubbele standaard bevreemd me. Wanneer het kind gewenst is, mag het emotionele hek van de dam. Wanneer het kind ongewenst is, blijven we opeens uiterst frigide in onze bewoording. Hieruit blijkt al dat men zich terdege beseft dat er iets speelt waar we liever niet over praten.
Iedere logica ontbreekt
Omtrent de vraag wanneer een foetus een levend wezen is, bestaat geen consensus. Niet in de biologische wetenschap en derhalve ook niet in het recht. Om die reden wil ik niet ingaan op de details van de medische wetenschap omtrent abortus. Ik wil juist uitsluitend gebruik maken van rede en filosofie, omdat ik geloof dat alleen langs deze weg te bepalen is welke abortuswet moreel gezien het meest verantwoord is in onze tijd. Ik wil in dit kader allereerst de vraag stellen of men ooit zeker kan weten, met alle wetenschappelijke informatie die de mens kan verzamelen omtrent dit onderwerp, dat een foetus mag worden vernietigd zonder dat hier een moord wordt gepleegd.
Bij het beantwoorden van die vraag wil ik u graag prikkelen door middel van een eenvoudig gedachtenexperiment:
We zullen tegelijkertijd een verbod en de huidige abortuswet gedurende tien jaar invoeren binnen het rechtssysteem van twee denkbeeldige samenlevingen. In beide gevallen gaan we uit van een scenario waarin, aan het einde van die tien jaar, de onrechtmatigheid van de daarvoor toegepaste wet wetenschappelijk bewezen wordt.
Situatie A: Verbod
Na tien jaar zijn er naar schatting 310.000 babys (31.000 x 10 jaar) ter wereld gekomen die normaliter zouden zijn geaborteerd onder de omstandigheden van Situatie B. Op dat moment bewijst de wetenschap onomstotelijk dat alle foetussen vóór week 22 in geen enkel geval aanspraak kunnen maken op het stempel 'levend wezen noch op enige bestaansrechten die daaraan verbonden zijn. Er is sprake van een totaal zuiver geweten op ieder vlak, wanneer een foetus wordt verwijderd.
Implicatie achteraf: Deze nieuwe kennis impliceert dat het abortusverbod van de tien jaar ervoor onnodig was. De misdaad die we met terugwerkende kracht kunnen vaststellen (zonder deze strafrechtelijk te berechten uiteraard) is ten hoogste het ongemak dat vrouwen in 310.000 gevallen hebben moeten doorstaan om hun draagtijd vol te maken, nadat zij zichzelf in die situatie brachten, overigens.
Situatie B: huidige Abortuswet
Na tien jaar zijn er naar schatting 310.000 abortussen uitgevoerd die normaliter zouden zijn geboren onder de omstandigheden van situatie A. Op dat moment bewijst de wetenschap onomstotelijk dat alle foetussen vanaf de conceptie een menselijk wezen zijn met de bestaansrechten die daarbij horen. Men constateert voor eens en voor altijd: abortus staat gelijk aan moord.
Implicatie achteraf: Deze nieuwe kennis impliceert dat de Abortuswet van de tien jaar ervoor moreel verwerpelijk was. De misdaad die we met terugwerkende kracht kunnen vaststellen (zonder deze strafrechtelijk te bestraffen uiteraard) is niets minder dan genocide en de stelselmatige toepassing van de definitie van misdaden tegen de menselijkheid zoals omschreven in artikel 7 lid a en b van het Statuut van Rome.
De bottom-line in kwesties rondom leven of dood moet zijn: bij twijfel niet doen. Tenminste, als de mens met absolute zekerheid aan de minst kwade kant van het spectrum wil blijven.
Conclusie en aanbeveling
Op basis van het gebrek aan consensus in de wetenschap over de vraag of en wanneer een foetus een levend wezen is, met ten gevolge daarvan het feit dat de enige moreel verdedigbare vervolgstap is om niet over te gaan tot iets waarvan men niet vooraf kan zekerstellen dat het géén moord is, te meer omdat het eindproduct van zwangerschap een levend wezen is volgens de consensus binnen de biologie, de filosofie én het recht, dient de huidige Abortuswet als volgt te worden aangescherpt:
Een verbod in alle gevallen, behoudens zeer specifieke omstandigheden zoals aantoonbare levensbedreiging van de moeder (welke uitsluitend of het beste te verhelpen is door beëindiging van de zwangerschap) of levensbedreigende dan wel zeer zwaar beperkende afwijkingen bij de foetus. Alle sociaal- economische abortusredenen dienen te worden gezien als ongeldig.
Na zorgvuldige overweging van dit alles kom ik uit bij het advies dat de huidige Abortuswet volledig moet worden geremodelleerd naar de Spaanse Ley Orgánica No. 9 uit 1985.