Nederland en Hongarije onderhouden al vele jaren uitstekende relaties op alle vlakken. Toch weten we eigenlijk maar bitter weinig van het land, maar oordelen wel.... Reden voor Frits Bosch om met Hongarije kenner László Marácz het zoeklicht op Hongarije te zetten. We doen dat in een aantal delen. Vandaag: de Hongaarse Opstand.
De Hongaarse Opstand was een massale volksopstand die duurde van 23 oktober tot 10 november 1956. De opstand ontstond spontaan en was gericht tegen het Stalinistische bewind in de Volksrepubliek Hongarije. De opstand begon als een vreedzame betoging van enkele duizenden studenten van de Technische Universiteit van Boedapest, die hun solidariteit betoonden met het Poolse Poznan, waar een opstand was neergeslagen. De leuzen waren "Russen naar Rusland" en "Imre Nagy aan de macht". Inwoners van Boedapest sloten zich aan bij de studenten, die richting het parlement liepen. Vlaggen met het staatswapen werden neergehaald en het embleem van de volksrepubliek werd eruit geknipt. De rode sterren op gebouwen werden neergehaald, evenals het standbeeld van Stalin.
Partijleider Erno Gero noemde de betogers volksvijanden die er op uit waren om de macht van de arbeidersklasse te ondergraven en "de banden tussen onze partij en de roemrijke Sovjet-Unie te verbreken". Het Hongaarse leger stond aan de kant van de opstandelingen en deelde wapens uit. Betogers koelden hun woede op kazernes van de geheime politie. Sovjettroepen moesten zich buiten Boedapest terugtrekken. Erno Gero riep de Sovjet-Unie te hulp.
Op 24 oktober vielen betogers het parlement binnen en dwongen de regering af te treden. Gero en premier András Hegedűs, vluchtten naar de Sovjet-Unie en Imre Nagy (1896-1958) werd premier. De nieuwe regering trad uit het Warschaupact. Gevangenissen lieten gevangenen, onder wie kardinaal Jozsef Mindszenty vrij. De opstand leek te slagen.
Maar Sovjettanks beëindigden die droom. Vanaf 4 november 1956 maakten ze met bruut geweld een einde aan de opstand tegen het communistische regime die amper twee weken had geduurd. In 1956 ontvluchtten ongeveer 200.000 Hongaren hun land. Het neerslaan van de ‘Hongaarse Opstand’ maakte heftige reacties los in Nederland. De Hongaren die in 1956 op de vlucht sloegen voor de Sovjettroepen die hun land binnenvielen, werden in Nederland met open armen ontvangen, althans door de bevolking. Het Kabinet-Drees III was niet enthousiast over de komst van de Hongaren vanwege de vrees van een te groot beslag op de economie en de verzorgingstaat in opbouw. Maar de ministers Ko Suurhoff en Herman Witte vatten de komst van de Hongaren op als een oplossing voor het tekort aan arbeiders in de bouw en in de mijnen waardoor het aantal naar 3.000 opliep. Het is een luttel aantal vergeleken met de honderdduizenden immigranten die we nadien binnenlieten. De meeste Hongaren integreerden uitstekend, en enkelen keerden terug naar Hongarije.
Dat is alweer 64 jaar geleden. Hongaren kwamen naar Nederland, maar inmiddels doet zich een omgekeerde beweging voor. Er zijn soort enclaves van Nederlanders die om uiteenlopende redenen uit ons land zijn vertrokken naar Hongarije.
Frits Bosch, auteur van “Risico als obsessie”, “Dat is het risico”, “Wereld op een keerpunt” “Onbehagen bij de elite”, “Schaft ook Nederland zich af?” en “Feminisme op de werkvloer”.