Bij het zien van Femke Halsemas documentaire Seks en de zonde schoot mij een Marokkaanse herinnering over de vrijheid de hoofddoek te dragen (of af te leggen) te binnen.
Zahira legt in de keuken de laatste hand aan de tajine met kip, aardappel en olijven. Het ruikt heerlijk, maar ik voel me een beetje schuldig dat zij in deze geur staat terwijl zij niets mag eten of drinken. Zij klaagt niet, daar is deze maand te heilig voor. Ik mag haar graag, nog meer sinds ik er achter kwam dat onze namen hetzelfde betekenen in het Arabisch en het Germaans.
Mijn huishoudster en ik vertrouwen elkaar. Ik stuur haar met geld op pad om boodschappen te doen en heb haar een sleutel gegeven. Zij is blij voor iemand te werken die haar meer betaalt dan een Marokkaanse werkgever zou doen en die bovendien zijn handen thuis houdt, een groot probleem voor de petites bonnes in Casablanca.
Theehuis
Op haar beurt vertelt Zahira mij in haar bovengemiddeld goede Frans over haar leven in Floride, een nieuwbouwproject voor lage inkomens, ingeklemd tussen de sloppenwijken die in een gordel om de viermiljoenstad liggen. Zij klaagt over haar werkloze man die de hele dag in het theehuis zit, maar wel verwacht dat zij na thuiskomst van haar werk voor hem kookt en het huishouden doet. En zij heeft mij toevertrouwd dat haar man meer kinderen wil, hoewel zij met haar kleine inkomen nauwelijks hun zoontje een toekomst kunnen bieden.
Zahira doet haar best niet zwanger te raken, zonder dat haar man dit weet en ondanks de enorme waarde die de Profeet hechtte aan het hebben van kinderen. Ook heeft zij mij verklapt best bereid te zijn man en kind achter te laten als ik werk voor haar kan regelen in het fabelachtig rijke en in haar ogen paradijselijke Nederland. Op mijn vraag of deze scheiding tijdelijk of permanent zou zijn, geeft zijn geen antwoord, maar haar glimlach doet het ergste vermoeden.
Zahira voltooit snel haar werkzaamheden, het is later dan zij had gedacht en ze wil per se op tijd voor de iftar (in Marokko uitgesproken als ftoer) thuis zijn. Zij doet haar werkschort af en knoopt haar hijab, haar hoofddoek, om. Als ik haar betaal, vraagt zij mij hoe laat het is en schrikt van het antwoord. Iftar kan ze al bijna niet meer halen, de bussen zijn langzaam en onregelmatig en het toch al knettergekke verkeer in Dar el-Beida is nog drukker dan normaal, zeker op dit uur. Iedereen wil op tijd thuis voor de eerste maaltijd, na een hele dag vasten.
Verboden
Ik bied aan Zahira met de auto naar huis te brengen. Ondanks de drukte ben ik in mijn Ford Ka veel sneller dan de bussen of grand taxis. Zij twijfelt even, het aanbod is aanlokkelijk, maar niet helemaal zonder gevaar. Het is in Marokko verboden voor een man en een vrouw alleen in een auto te zitten als zij niet zijn getrouwd en tijdens Ramadan let de politie een stuk strenger op de zedigheid van de burgers dan de rest van het jaar. Ik stel Zahira gerust, mijn internationale perskaart van het ministerie van Informatie maakt mij praktisch immuun tegen overijverige dienders. Yallah, zegt zij.
We schieten lekker op. In anderhalf jaar heb ik leren rijden (en het bijpassende schelden) als een geboren Casablancais. Men rijdt hier met de agressie en onvoorspelbaarheid van de Napolitaan, maar zonder zijn stuurmanskunst. Tel daarbij op dat de helft van de automobilisten geen rijbewijs heeft (of er eentje heeft gekocht) en het is duidelijk dat slechts de wet van de jungle geldt. Ik haal links en rechts in, toeter naar iedereen die niet opzij gaat en trek mij weinig aan van borden en stoplichten. Ruim voor de iftar bereiken wij Floride.
Op flinke loopafstand van haar flatgebouw gebaart Zahira mij te stoppen. Begrijpelijk, de buren, vrienden en familie mogen niet zien dat zij met een man in zijn auto heeft gezeten en zeker niet met een buitenlander. Zij bedankt mij vlug en stapt uit, dan blijft zij als aan de grond genageld staan. Nog geen 30 meter van haar vandaan staat een man met een jongetje aan zijn hand en kijkt haar aan. Zij loopt naar het tweetal toe, begroet de man, kust het jongetje en de drie lopen weg. Zahira kijkt niet om, de man wel, zijn gezichtsuitdrukking is een mengeling van woede en schaamte. Geen raad wetend met de situatie, steek ik mijn hand op. Hij beantwoordt mijn groet niet.
Leugen
Een week later hoor ik Zahira binnenkomen. Zij begroet mij beleefd, maar vermijdt oogcontact en loopt snel naar de keuken. Als ik even later iets te drinken pak uit de koelkast, zie ik dat zij haar hoofddoek nog om heeft. Ook als zij mijn slaapkamer, waarin ik ook werk, komt opruimen draagt zij haar hijab. Zahira ziet de verwondering op mijn gezicht, maar zegt niets. Ik wel. Waarom draag je je hoofddoek binnen? Zij zwijgt en kijkt ongelukkig. Ik waardeer dat zij niet haar religie als uitvlucht gebruikt, voor die leugen kennen wij elkaar inmiddels te goed.
Zahira, wij vertrouwen elkaar toch? Zij knikt. Heb ik je niet altijd met respect behandeld? Zahira knikt opnieuw en ik zie dat de tranen in haar ogen staan. Oui, monsieur. Msieur, zij spreekt mij al zolang zij voor mij werkt met mijn voornaam aan. Is dit vanwege vorige week, vanwege je man? Zij slaat haar ogen neer en knikt nauwelijks merkbaar. Verdomme, die stompzinnige jaloezie, die nooit aflatende seksuele onzekerheid, die eeuwige schaamte van Marokkaanse mannen, ik zal er nooit aan wennen.
Zahira, als jij tijdens het werk hier je hoofddoek draagt, is dat voor mij een teken dat je mij niet meer vertrouwt. En hoe moet ik jou dan wel vertrouwen? Zij schudt haar hoofd. Dat is het niet, ik ik heb het beloofd. Natuurlijk, een gedwongen belofte. Uit vrije wil? Ik moest het wel beloven. Twee tranen trekken hun sporen over haar gezicht. Het spijt me, Zahira, als onze relatie zo is veranderd dat jij alleen nog maar in mijn huis wilt werken met een foulard om, is het beter dat je ergens anders gaat werken.
Voor het eerst vandaag kijkt zij mij recht in de ogen. Langzaam heft zij haar armen en brengt haar handen achter haar hoofd. Het is een langzaam, bijna plechtig gebaar als zij haar hoofddoek losmaakt en aflegt. Excuse-moi, Bart. Op haar gezicht breekt een samenzweerderige glimlach door, die mij ontroert. Ons geheim, zeg ik. Ons geheim, antwoord zij. Als Zahira s avonds naar huis gaat, doet zij haar hoofddoek weer om. U begrijpt, de mensen