De Verenigde Staten houden op donderdag 9 januari een dag van nationale rouw om Jimmy Carter te herdenken. Dat schrijft het Witte Huis in de officiële bekendmaking van het overlijden van de Amerikaanse oud-president.
Benjamin Huizen schrijft onder de titel “een goede man, een wanstaltige president” op DDS een stukje over Carter. Hij schrijft: “Carter was een man met vele gezichten. Hij was een goede man, een toegewijde christen, een patriot en een liefhebbende echtgenoot. Maar als president stelde hij teleur. Beide waarheden kunnen naast elkaar bestaan, en het is belangrijk dat we ze allebei erkennen. Vandaag rouwen we om het overlijden van een goed mens, terwijl we de lessen in herinnering houden die we uit zijn presidentschap kunnen trekken. Rust in vrede, Jimmy Carter.”
Onder het stuk van Huizen staat een Poll met als vraag: “Hoe herinner jij je Jimmy Carter?”
Prima, maar ik heb nog een andere optie in gedachten:
Waarom?
Carter was een enorme christelijke zeloot en een warhoofd als het op de interpretatie van de Amerikaanse constitutie aankwam. Hij was namelijk ferm overtuigd van de onontbeerlijke betekenis van religie voor het politiek bestuur. Zijn opvattingen stonden daarmee haaks op het eerste amendement bij de Constitutie.
Ik ga dat nu uitleggen.
Het Amerikaanse First Amendment bij de Constitutie regelt wat we in de Europese context de vrijheid van meningsuiting noemen (art. 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden). De tekst van dat First Amendment luidt als volgt:
“Congress shall make no law (…) abridging the freedom of speech, or of the press (…)”.
Vrijheid van meningsuiting dus. Er mogen geen wetten worden gemaakt die deze vrijheid van meningsuiting beperken.
In dat First Amendment staat nog iets anders belangrijks, namelijk wat we in de Europese context de scheiding van kerk en staat noemen of het secularisme. Dat staat er zo:
“Congress shall make no law respecting an establishment of religion, or prohibiting the free exercise thereof”.
Ook hier wordt een belangrijk vrijheidsrecht geproclameerd: de vrijheid van religie of godsdienstvrijheid. Iedereen mag in vrijheid zijn eigen religie kiezen. Je hebt dus als Amerikaans staatsburger vrijheid van meningsuiting én godsdienstvrijheid.
Maar in boven geciteerde zin ligt ook nog een institutioneel principe besloten. De staat mag ook niet een bepaalde religie bevoordelen boven een andere religie. “Establishment of religion” is uitgesloten. De staat mag bijvoorbeeld niet zeggen: “Wij, Amerikaanse staat, kiezen collectief voor het katholicisme”, om vervolgens die godsdienst voor te schrijven aan alle Amerikaanse staatsburgers. Of voor het protestantisme, of voor de islam, of voor het hindoeïsme of Boeddhisme. Je kan het ook zo zeggen: de staat zélf heeft geen vrijheid van religie. Alleen burgers hebben vrijheid van religie.
Deze zuivere uitgangspunten worden echter zelden consistent gepraktiseerd. Ook niet door mensen die krachtens hun positie ze zouden moeten praktiseren. Carter was daarvan een mooi voorbeeld. Carter was een vrome aanhanger van het christendom, maar in zijn meest rommelige vorm. Dat wil zeggen: hij vond dat alle godsdiensten uit de wind gehouden moesten worden wat betreft kritiek. Zogenaamde “religiekritiek”, een essentieel onderdeel van het First Amendment, daar had Carter een broertje aan dood. Dat vond hij al snel “niet respectvol”.
Ik ga nog even terug naar de tekst van het First Amendment: “Congress shall make no law (…) abridging the freedom of speech, or of the press (…)”. Tot de vrijheid van meningsuiting behoort niet alleen dat je kan zeggen “Ik vind het christendom (of de islam of welke andere godsdienst ook) een fantastische godsdienst”. Nee, tot de vrijheid van meningsuiting behoort ook dat je mag zeggen en uitleggen dat het christendom (of welke andere godsdienst ook) een verwerpelijke godsdienst is. Met andere woorden: je mag je ook kritisch verhouden ten opzichte van religie. Of sterker: de vrijheid van godsdienst impliceert ook de vrijheid om godsdienst te verwerpen. Er is het grondrecht om te geloven, maar ook het grondrecht om niet te geloven. Je mag geloof belijden, maar niet geloven ook.
Mensen als Carter hebben dat laatste niet begrepen. Een godsdienst verwerpen, dat vinden zij “disrespectvol”, “kwetsend”, “beledigend” en geheel tegen de tekst van het Eerste Amendement in proberen mensen als Carter godsdienstkritiek te ontmoedigen.
Het meest schrijnende voorbeeld van Carter’s ontmoediging van godsdienstkritiek komen we tegen in zijn verwerping van Salman Rushdie’s boek The Satanic Verses. Zoals bekend publiceerde Rushdie in 1989 een boek dat hem op een doodsvonnis kwam te staan van de Iraanse dictator Ayatollah Khomeini. Tot op de dag van vandaag is dat doodsvonnis niet ingetrokken en nog in 2022 probeerde iemand met een mesaanval Rushdie van het leven te beroven. Iedereen die de beginselen van het First Amendment goed gezind is zou daarom moeten gaan staan voor Rushdie’s recht religiekritiek te bedrijven. The Satanic Verses is immers een manifestatie van het Eerste Amendement bij de Amerikaanse Constitutie. Wat heb je aan een Eerste Amendement dat alleen bestaat op papier? Dat kan worden ingetrokken op het moment dat het er werkelijk op aankomt?
Maar uitgerekend een Amerikaanse (ex)president neemt afstand van dat boek. Carter doet dat in een verklaring die hij uitgaf op 4 maart 1989 en die een dag later gepubliceerd werd in The New York Times. Hij was toen geen president meer, want zijn presidentschap duurde van 1977-1981. Maar een gezaghebbend persoon was hij natuurlijk wel als Amerikaans ex-president. Zijn verklaring was zeer negatief over Rushdie en naar mijn idee regelrecht ondermijnend ten aanzien van de waarden van de Amerikaanse grondwet, meer in het bijzonder The First Amendment (de scheiding van kerk en staat en de vrijheid van expressie).
Geheel in tegenspraak met wat hij verder zegt, beweert Carter het Eerste Amendement te ondersteunen. Toch staat boven Carter’s artikel: “Rushdie’s book is an insult.”
Iedereen kan het nalezen wat Carter schrijft. Ik zal hier geen uitvoerige exegese loslaten op wat Carter zegt. Lees het zelf. In ieder geval is duidelijk dat Carter hoogst ambivalent staat tegenover de religiekritiek van Rushdie en dat hij deze ook niet wil verdedigen. Dat is ernstig, want dat is zeer noodzakelijk.
Er zijn nog vele andere voorbeelden te geven van Carters zelotisme als het op religie aankomt. Ik beperk me nu even tot dit voorbeeld. Het is een uiterst belangrijk voorbeeld, omdat de aanslag op Rushdie in 2022 heeft duidelijk gemaakt dat het Eerste Amendement er zeer slecht voorstaat. Het staat op papier. Maar geen enkele schrijver zal The Satanic Verses Deel 2 schrijven. Logisch, wie wil het lot ondergaan van Rushdie? Zelfcensuur is in de westerse wereld de norm geworden. Dat zou ons te denken moeten geven. Vandaar dat ik bij de herdenking van Jimmy Carter een bescheiden pleidooi wil houden voor optie 4 in de poll: Jimmy Carter was wellicht niet zo’n goede man en ook een slechte president.
Paul Cliteur is redacteur en medeauteur van The Fall and Rise of Blasphemy Law (2016): https://ap.lc/Wm1Gz