Vanaf 1989 (vallen Berlijnse muur, fatwa Rushdie) en 1991 (ineenstorting van Sovjet-Unie) leek de universalisering van de westerse democratische rechtsstaat het wenkend perspectief. En nog realistisch ook. Dit evangelie werd verkondigd door Francis Fukuyama. Maar in 1993, met Huntington’s The Clash of Civilizations, was dit “geloof” alweer aangevochten. De scepticus Huntington presenteerde 8 beschavingen die in aanzienlijke mate “incompatibel” waren. Proberen vanuit beschaving 1 beschaving 2 te “bekeren” tot een andere geloofsinhoud, achtte Huntington een illusie. En nog contraproductief ook.
Het Fukuyamisme leidde tot het neoconservatisme. Neoconservatieven wilden door middel van interventies, zowel openlijk als achter de schermen, proberen andere beschavingen tot kleurverschieten te stimuleren.
Huntingtonianisme leidt tot “realpolitiek” en erkenning van de “ander” als echt een “ander”. Huntingtonianisme is tegen het stimuleren van “regime change”. Tegen humanitaire interventie. Fukuyamisme is daar voor. Immers “democratie” moet overal gebracht worden.
De tegenstelling tussen Huntingtonianisme en Fukuyamisme speelde in relatie tot Afghanistan. Mogen de westerse machten een “regime change” in Afghanistan bewerkstellingen? En ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Maar nu staat de vraag centraal ten aanzien van
Rusland. Mogen westerse machten kleurenrevoluties organiseren? Zich daarbij aansluiten?
Fukuyama sprak in 1989 niet erg “interventionistisch”. Het zou allemaal vanzelf gaan. De wereld bewoog zich “vanzelf” van communistisch en nazistisch naar “liberaal”. Maar Paul Wolfowitz presenteerde aan activistische variant. Je moet de geschiedenis wel een handje helpen.
Fukuyamisme leek een optie wanneer het gaat om de Balkan of Afghanistan. Maar als het gaat om interveniëren bij kernmachten eist Huntingtonianisme zijn tol.
Paul Cliteur is auteur van “Westerse schuld en westerse weerbaarheid” en mederedacteur van Westerse schuld: mythe of realiteit? (2022): https://ap.lc/caMuo