Turkije is de afgelopen periode vooral bezig met de strijd om het behoud van het milieu te waarborgen. Zo heeft First Lady Emine Erdoğan, de echtgenote van de Turkse president Erdoğan, deelgenomen aan een demonstratie om te eisen dat er meer wordt gedaan om het milieu te redden. Ook de Minister van Urbanisatie en Klimaatverandering, Murat Kurum, nam deel aan deze protestmars en beloofde meer te doen om de natuur van Turkije te beschermen.
De twee politieke figuren, Emine en Murat, zijn ook de initiatiefnemers van twee projecten om de natuur te beschermen: ‘nul afval’ en ‘nul afval blauw’. Eerstgenoemde probeert afval zo veel mogelijk te recyclen met als doel dat alle verpakkingsafval hergebruikt kan worden waardoor er nul afval overblijft. Het laatstgenoemde heeft hetzelfde oogmerk maar dan voor afval in de zee. Door legers aan jonge vrijwilligers is er al dermate veel schoongemaakt dat de Turkse economie een financiële meevaller van 30 miljard Turkse Lira heeft gehad hierdoor.
Het voordeel voor de Turkse economie, is dat het verpakkingsmateriaal hergebruikt kan worden waardoor bedrijven kunnen besparen op hun kosten voor verpakking. Daarnaast worden er voorlichtingen gegeven aan kinderen om het belang van de natuur te benadrukken, maar ook om de natuur schoon te houden. Door massale schoonmaakacties, zijn naar schatting al 265 miljoen bomen gered in Turkije.
Een ander project is de ombouw van een oud vliegveld in İstanbul tot een ‘volkstuin’ voor zijn inwoners. Voor boeren heeft president Erdoğan daarnaast tijdens zijn toespraak aangekondigd dat ze een extra subsidie krijgen voor hun graan- en tarweproductie. Deze financiële injectie gaat gepaard met een injectie voor ongeveer vijf miljoen ambtenaren en gepensioneerden om hun koopkracht te vergroten, alhoewel dit geen direct verband heeft met het milieu.
De door Erdoğan gepresenteerde twee maatregelen zijn deels ook bedoeld om de kwakkelende Turkse economie te stimuleren, maar dan met behoud van het milieu. Zo zal de financiële stimulans voor boeren leiden tot meer behoud van hun akkers en landbouwgrond. Aan de andere kant krijgen zeker vijftien beroepen binnen het ambtenarenstelsel een loonsverhoging op basis van vijf tableaus. De oppositie, onder leiding van de grootste oppositiepartij CHP, blijft erbij dat dit nog te weinig is en pleit ervoor dat het minimuminkomen omhoog geschroefd wordt naar minstens 10.000 Turkse Lira per maand.
Tevens beweert de oppositie dat ambtenaren massaal ontslag nemen van het Turkse equivalent van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistieken) omdat de inflatie lager wordt berekend dan het daadwerkelijk zou zijn. Deze ambtenaren zouden om die reden uit protest massaal ontslagen nemen van het TÜİK. Op dit moment stelt TÜİK dat de brandstofprijzen 2-3 keer hoger zijn geworden, aardgas zelfs 7-8 maal duurder, en de prijs van kolen zelfs tien keer hoger zijn geworden. Dit zou dus nog aan de lage kant zijn en de prijzen zouden eigenlijk nog sterker gestegen zijn. Toch zijn de nieuwe loonsverhoging wel uniek te noemen omdat het in sommige gevallen tot wel 50% hoger is. Het gaan dan vooral om de beroepsbevolking van politieagenten, verpleegsters, leraren, en imams.
Volgens Erdoğan zijn de hoge inflatiecijfers dan ook meer te wijten aan buitenlandse invloeden. Zo hekelt hij Finland en Zweden voor hun steun aan terreurorganisatie PKK en zegt hij hun NAVO-aanmelding te zullen blokkeren. Ook de recente demonstraties in Italië ten faveure van terreurgroep PKK, zijn Erdoğan een doorn in het oog. Volgens hem zorgen deze buitenlandse invloeden er juist voor dat PKK weer een opleving krijgt en moet dat voorkomen worden. Hij lijkt hierin zijn veto van NAVO te gebruiken om deze landen weer in het gareel te krijgen.
Armand Sag (Utrecht, 1984) studeerde geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Daarnaast studeerde hij Turkologie (minor) en Internationale Betrekkingen (master) aan de Universiteit Utrecht. Hij is momenteel bezig met zijn proefschrift “Historiography and nation-building in modern Turkey” ter verkrijging van de graad van doctor (Ph.D.) terwijl hij werkt als senior onderzoeker bij het Instituut voor Turkse Studies in Utrecht. In dat kader zijn al verscheidene publicaties van zijn hand verschenen: Historie en Meer: Overpeinzingen van een historicus (2011), Omwentelingen in het Midden-Oosten: Perceptie en Gevolgen (2012; als co-auteur), Leergrammatica van het Turkije-Turks: Antwoorden (2013), Nation-building and historiography in modern Turkey: Anatolia, the Balkan and geographical emphasis (2015), Erdoğan: Perceptie, Reflectie, Analyse (2017, als co-auteur) en nog vele andere publicaties.