Eén van de twee studenten was een acteur, en van tevoren geïnstrueerd om ofwel één tot drie glazen bier of wijn te drinken, of voor een frisdranksoort te kiezen. Gemiddeld de helft van de proefpersonen koos voor alcohol als de geïnstrueerde acteur een alcoholisch drankje nam.
Naarmate de acteur meer glazen alcohol dronk, nam de deelnemer twee tot drie keer zoveel alcohol in, in vergelijking met gevallen waarin de acteur voor frisdrank of maar één glas alcohol koos. Bovendien nipten proefpersonen significant vaker tegelijkertijd met de acteur aan hun drankje als zij en de acteur allebei alcohol dronken, dan wanneer de één alcohol dronk en de ander frisdrank.
"Mogelijk is de groepsdynamiek zo dominant dat het andere individuele factoren overschaduwt die het niveau van de alcoholconsumptie kunnen bepalen", verklaart Larsen.