Zes Mythes over Libertarisme - Mythes #3 en #4

Geen categorie01 dec 2013, 12:04

Libertarisme is de snelst groeiende politieke stroming in Amerika, en ook in Europa is zij in opkomst. Alvorens libertarisme te evalueren en beoordelen is het uiterst belangrijk eerst uit te vinden wat de filosofie inhoudt, en, meer specifiek, wat niet. Het is vooral belangrijk om een aantal misvattingen over libertarisme weg te nemen, zoals die door veel mensen geuit worden, in het bijzonder door conservatieven.

Dit artikel is een beknopte vertaling van Murray Rothbard's essay Six Myths About Libertarianism, dat de meest voorkomende mythes benoemt en ontkracht. Vanwege de lengte deze keer mythes #3 en #4; mythes #1 en #2 zijn hier verschenen en mythes #5 en #6 zullen in een vervolg-artikel gepresenteerd worden.

Mythe #3 - Libertariërs geloven niet in morele principes; zij beperken zich tot kosten-baten analyses met de aanname dat mensen altijd rationeel zijn.

Deze mythe is verwant aan mythe #2 en kan deels op dezelfde manier weerlegd worden. Er zijn inderdaad libertariërs, meer specifiek economen van de Chicago School, die weigeren te geloven dat vrijheid en individuele rechten morele principes zijn, en inplaats daarvan tot publiek beleid proberen te komen middels een afweging van vermeende sociale kosten en opbrengsten.

Om te beginnen zijn de meeste libertariërs van mening dat de voorzieningen voor en kosten van verschillende individuen niet opgeteld of gemeten kunnen worden. Daarmee is het hele concept van sociale kosten en opbrengsten dus illegitiem. Maar, belangrijker, de meeste libertariërs onderbouwen hun visie op een moreel fundament, op de overtuiging dat ieder individu van nature recht heeft op zijn of haar leven en eigendom. Daaruit volgt dat agressief geweld, de inbreuk op die individuele rechten, absoluut immoreel is, ongeacht de persoon of groep die dat geweld pleegt.

Libertariërs hanteren simpelweg een universele menselijke ethiek voor een overheid op dezelfde manier als vrijwel iedereen dat doet voor ieder ander persoon of instituut in de samenleving. Libertariërs nemen de universele ethiek die vrijwel iedereen omarmt aangaande geweld en verklaren deze ook van toepassing op overheden. Zij maken geen uitzonderingen op de Gulden Regel en verschaffen geen morele uitvluchten, geen dubbele standaarden, voor de overheid. Moord is moord, en wordt niet gesanctioneerd door 'Staatsredenen' als zij gepleegd wordt door de overheid. Diefstal is diefstal, en wordt niet legitiem als georganiseerde rovers het 'belasting' noemen. Slavernij is slavernij, ook als de institutie die de slaven houdt het 'dienstplicht' noemt. Kortom, de sleutel tot de libertarische theorie is dat deze geen uitzonderingen op haar universele ethiek maakt voor de Staat.

Dus, verre van afkerig te zijn van morele principes, handelen libertariërs er juist naar, door de enige groep in de samenleving te zijn die bereid is deze principes consequent toe te passen op iedereen, en dus ook op de overheid.

Mensen kunnen niet gedwongen worden om vrij, of 'goed' te zijn. Tot op zekere hoogte kunnen ze gedwongen worden 'goed' te lijken, maar goedheid is de vrucht van goed gebruikte vrijheid. Afgedwongen 'goedheid' is geen goedheid, omdat het de morele basis mist. Mensen dienen derhalve vrij te zijn in hun morele en immorele keuzes, zolang zij daarbij het non-agressie principe niet schenden. Zodra iemand middels (bedreiging met) geweld gedwongen wordt een bepaalde handeling uit te voeren kan er geen sprake meer zijn van een morele keuze. Dwang ondergraaft daarmee moraliteit, omdat men de keuze en de kans om moreel te zijn ontnomen wordt. Paradoxaal genoeg berooft afgedwongen moraliteit ons daarmee van de gelegenheid om moreel te zijn.

Daarmee is het dus ook bijzonder grotesk om de bewaking van de moraliteit in handen te geven van het Staatsapparaat - d.w.z. niemand anders dan de organisatie van politiemensen, bewakers en soldaten. Het verantwoordelijk maken van de Staat voor morele principes staat gelijk aan het verantwoordelijk maken van de spreekwoordelijke vos voor het kippenhok. De hanteerders van georganiseerd geweld hebben zich immers nog nooit onderscheiden door hun hoge morele gehalte of door de precisie waarmee zij morele principes toepassen en handhaven.

Mythe #4 - Libertarisme is atheïstisch en materialistisch, en negeert de sprirituele kant van het leven.

Er is geen noodzakelijk verband tussen voor of tegen libertarisme zijn en iemands postitie aangaande religie. Het is waar dat vele, zo niet de meeste libertariërs tegenwoordig atheïsten zijn, maar dat correleert met het feit dat de meeste intellectuelen, van de meeste politieke gezindten, eveneens atheïsten zijn. Er zijn vele theïstische libertariërs, Joods of Christelijk. Onder de klassiek liberale voorvaderen van het moderne libertarisme waren vele Christenen: John Lilburne, Roger Williams, Anne Hutchinson en John Locke in de zeventiende eeuw, Cobden en Bright, Frederic Bastiat en de Franse laissez-faire liberalen, en Lord Acton.

Libertariërs geloven dat vrijheid een natuurrecht is, ingebed in een natuurlijke wet aangaande wat juist is voor de mensheid, in overeenstemming met de menselijke natuur. Waar die natuurwetten vandaan komen, zuiver natuurlijk of van een schepper, is irrelevant voor sociale of politieke filosofie. De Nederlandse protestant Hugo de Groot definieerde de natuurwet als 'die set van regels die de mens kan ontdekken door zijn vermogen tot logisch redeneren te gebruiken', en stelde dat die regels op zichzelf geldig zijn, ongeacht of ze gedicteerd zouden zijn door een godheid.

Libertarisme is ervan beschuldigd de spirituele natuur van de mens te negeren. Maar men kan net zo gemakkelijk tot libertarische overtuigingen komen vanuit een religieuze als vanuit een seculier positie: door de nadruk te leggen op het belang van het individu, op zijn wilsvrijheid, op natuurlijke rechten en privé-eigendom.

Historisch bezien is het daarnaast helemaal niet zo duidelijk dat religie een sterkere basis voor libertarisch conclusies is dan het seculiere natuurrecht. De unie van troon en altaar is eeuwenlang gebruikt om een wederzijds versterkend regime van tirannie te vestigen: de Staat gebruikte de kerk om gehoorzaamheid te laten preken aan haar verondersteld heilige wetten, en de kerk gebruikte de Staat voor het verkrijgen van inkomen en privileges. En, recenter, hebben Christelijk socialisme en het sociale evangelie sterk bijgedragen aan het streven naar etatisme, en de vergoelijkende rol van de Othodoxe Kerk in Sovjet Rusland is overduidelijk geweest.

Bovendien, nu socialisme zowel politiek als economisch dramatisch gefaald heeft nemen socialisten hun toevlucht tot het 'morele' en 'spirituele' als laatste argument voor hun doelstelling. Socialist Robert Heilbronner stelde dat 'socialistische cultuur moet focussen op de morele en spirituele prestaties van het individu', en in contrast daarmee tegelijkertijd voorrang moet geven aan het collectivisme inplaats van aan dat individu. Maar de genoemde focus is dan ook een protest tegen 'materiële' prestaties.

We kunnen hier noteren dat socialisme in het bijzonder despotisch wordt als ze 'economische' en 'materiële' doelstellingen vervangt door vermeende 'morele' en 'spirituele', wanneer zij een ondefinieerbare 'levenskwaliteit' promoot boven economische welvarendheid. De beschuldiging van 'materialisme' in de richting van de vrije markt negeert het feit dat iedere menselijke actie de transformatie behelst van materiële objecten door middel van menselijke energie in overeenstemming met de ideeën en doelstellingen van de handelenden. Het 'mentale' of 'spirituele' mag niet gescheiden worden van het 'materiële'. Er is geen echt conflict tussen 'materieel' en 'spritueel', en verwerpen van het materiële zal ook de ondergang van het spirituele bewerkstelligen.

Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten