De vrijheid van godsdienst ligt verankerd in onze Grondwet. Dat is in principe nergens voor nodig. De vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging zijn meer dan voldoende. Dat we een bepaalde overtuiging godsdienst noemen, is niets meer of minder dan een toevallige historische samenloop van omstandigheden. Met andere woorden: godsdienst is een mening als alle anderen en er bestaat geen enkele reden om godsdienstige meningen een aparte juridische status te geven.
Als er dan een
stukje op opunie.nl (de website van het wetenschappelijk bureau van de ChristenUnie) wordt geplaatst waarvan de insteek is om aan te tonen dat de vrijheid van godsdienst wel degelijk een meerwaarde heeft, kunt u zich voorstellen dat ik die met meer dan gemiddelde interesse lees.
Enlighten me!
Maar helaas, mijn verwachtingen waren blijkbaar te hooggespannen. Reint Baan, werkgroepvoorzitter Binnenland en Justitie van de jongerenorganisatie van de ChristenUnie, somt een aantal voorbeelden op waarin er met succes een beroep is gedaan op de vrijheid van godsdienst als rechtvaardiging voor een uitzonderings op de wet. Zo is daar het onverdoofd joods slachten, het drugsgebruik door de Sante Daimo-kerk en het aanvoeren van gewetensbezwaren om geen wettelijke verplichte verzekering af te hoeven sluiten. Uit deze voorbeelden zou naar voren moeten komen dat vrijheid van godsdienst 'een absolute meerwaarde [heeft] ten opzichte van de andere grondrechten.' Over het hoe en waarom blijft het echter in het duister tasten.
Ik denk dat het argument dat Baan wil maken erop neerkomt dat religie niet zomaar een mening is; dat religieuze overtuigingen voor veel mensen belangrijke randvoorwaarden en richtpunten voor een zinvol leven zijn. Dat mag dan misschien wel zo zijn, maar dat argument gaat natuurlijk alleen maar op voor gelovigen zelf. Het kan echter nooit reden zijn om zo'n mening meer bescherming te geven dan anderen.
Daarom blijf ik erbij: artikel 6 Grondwet, weg ermee!