Het internationale politieke bedrijf kent twee soorten politici. Enerzijds zijn er de zakelijke types die uitsluitend door overwegingen van staatsraison worden gedreven. Anderzijds treft men de idealisten die zich laten leiden door idealen als vrijheid, democratie en mensenrechten.
Beide kampen hebben hun waarde. Een buitenlands beleid dat ziende blind is voor situaties van onrecht en onderdrukking kan nooit op een stevig draagvlak onder de Nederlandse bevolking rekenen. Evenzo geldt dat beleid dat alleen maar geleid wordt door hoge idealen en nooit afgerekend wil worden op zijn praktische gevolgen volstrekt onbruikbaar is. Goed buitenlands beleid probeert deze twee tegenkrachten daarom altijd in evenwicht te houden. Ambitieux mais réaliste noemen de Fransen dat: ambitieus en realistisch tegelijkertijd.
Dat dit in de politieke werkelijkheid doorgaans gemakkelijker gezegd dan gedaan is, toont het voorbeeld van het Leopardtankdossier. Er waren op zich meerdere uitstekende redenen om de door Defensie gewenste verkoop van de Leopardtanks aan Indonesië door te laten gaan. Met de opbrengst kon door datzelfde Defensie bijvoorbeeld broodnodig nieuw materieel worden gekocht. De deal zou bovendien de banden tussen de twee landen kunnen helpen verstevigen.
Indonesië kon zijn tanks ook elders kopen, in Duitsland bijvoorbeeld. Dat zij het juist in Nederland wilde doen, was een gebaar van goede wil richting de oude koloniale heerser (een sentiment waarvan men de betekenis in dat land zeker niet mag onderschatten). Van Nederlandse kant was het, behalve een zakelijk aantrekkelijke deal ook een gebaar van waardering voor de inspanningen die de Indonesische regering zich wel degelijk getroost heeft om de mensenrechtensituatie in het land te verbeteren.
Maar ja, ook voor verkoop van Defensiematerieel geldt: de regering wikt, de Kamer beschikt. En voor Kamerleden was het onweerstaanbaar aantrekkelijk om van dit dossier een gelegenheid voor het uitzeggen van het eigen morele gelijk te maken. De kans op een zorgvuldige afweging van belangen was daardoor op slag verkeken.
Het leverde uiteindelijk een vreemd verstandhuwelijk op tussen de PVV, die om anti-islamitische redenen geen tanks wilde leveren aan Indonesië, en de linkse partijen die de deal vermoedelijk vooral wilden blokkeren omdat ze op milieugebied nog een appeltje met de Indonesische regering te schillen hebben. Jakarta maakt er immers geen geheim van de campagnes van organisaties als Greenpeace als ongewenste inmenging in binnenlandse aangelegenheden te zien organisaties waarmee partijen als de PvdA en GroenLinks zoals bekend warme banden hebben.
Het bontst maakte het PvdA-leider Diederik Samsom. In een vlaag van gespeelde morele verontwaardiging weigerde hij de Indonesische ambassadrice, mevrouw Marsudi, te ontvangen omdat hij het te druk zou hebben met campagnevoeren. Vreesde hij de voor de hand liggende vraag waarom voorgaande PvdA-bewindslieden wel defensiematerieel aan Indonesië verkochten? Of was hij vooral gemotiveerd door de antiIndonesische campagnes van zijn voormalig werkgever Greenpeace?
Hoe het ook zij, het was een brevet van diplomatiek onvermogen van een man die zichzelf als kandidaat-premier wil presenteren. Het vormde daarmee ook de trieste afsluiting van een episode waarin de Kamer zich weer eens van haar slechtste getuigenispolitieke kant liet zien.
Waar een klein land klein in kan zijn...