Vanwaar die angst voor Ayn Rand?

Geen categorie15 jul 2014, 19:00
Decennialang werd er in de Nederlandstalige media met geen woord gerept over het gedachtegoed van de Russisch/Amerikaanse schrijfster en filosofe Ayn Rand, dat ooit immens populair was in de Verenigde Staten. En hoewel haar ideeën daar ontegensprekelijk verder leven in een relevant segment van de politiek, kun je moeilijk beweren dat de naam van Rand vandaag nog razend bekend is in de VS. Een virtuele poll onder Amerikaanse scholieren met de vraag wie Ayn Rand is, zou wellicht vrij teleurstellende resultaten opleveren.
En toch zien we ter linkerzijde een revival van angst voor het gedachtegoed van Rand, dat In West-Europa nochtans nauwelijks bekend is; laat staan dat veel Europeanen zouden weten wie Ayn Rand is. Zowel filosoof Hans Achterhuis (De utopie van de vrije markt) als PVDA-voorzitter Peter Mertens (Hoe durven ze?) trokken in de voorbije jaren ten strijde tegen het objectivisme (ook wel Randianisme genoemd), de filosofie van Rand, en bezondigden zich daarbij aan het op een hoop gooien van allerlei antiliberale clichés, wellicht hopend dat er uiteindelijk een vorm van spontane coherentie zou ontstaan uit hun kritiek. In de Vlaamse krant De Standaard vervolledigt Inge Schelstraete nu het gezelschap.
Soms wordt de aanval op het gedachtegoed van Ayn Rand zo gênant, dat zelfs een niet-objectivist als ik zich geroepen voelt om Rand te verdedigen. Om haar gedachtegoed te kunnen bekritiseren (en er bestaan zeer veel terechte kritieken tegen), moet iemand eerst en vooral ten volle beseffen wat de praktische consequenties van haar ideeën inhouden.
Dat het objectivisme een rol zou hebben gespeeld in de totstandkoming van de crisissen die ons in de 21ste eeuw al hebben geteisterd, is een ronduit lachwekkende gedachte. Wie Ayn Rand ten gronde en onbevooroordeeld heeft bestudeerd, kan niet anders dan tot de conclusie komen dat zij een fervent tegenstander zou zijn geweest van het volledige monetaire en bancaire systeem zoals dat al bestond vóór de crisissen (en dat onvermijdelijk tot die crisissen heeft geleid).
De assumptie dat Alan Greenspan, de baas van de Federal Reserve tussen 1986 en 2006, de uitvoerder zou zijn geweest van het Randiaanse gedachtegoed, is evenzeer op niets gebaseerd. Dat Greenspan waarschijnlijk ooit, in zijn jeugdige bevlogenheid, een overtuigde objectivist was, zal ik niet tegenspreken. Als hij dat op latere leeftijd zou zijn gebleven, dan had hij principieel nooit het voorzitterschap kunnen aanvaarden van de Amerikaanse centrale bank, het soort van oppermachtige, gecentraliseerde instituten waar Rand haar hele leven heeft tegen gestreden.
Rand was overigens een groot voorstander van de goudstandaard, waarin de economische rekeneenheid overeenkomt met een vast gewicht aan goud. Zo kan het monetaire systeem slechts in beperkte mate worden beïnvloed door politieke beslissingen. Wanneer die koppeling er niet is, zoals vandaag, dan bepaalt een overheid geheel arbitrair de waarde van ons geld. Die eenvoudige vaststelling maakt elke associatie tussen het objectivisme en crisissen van de 21ste eeuw al quasi onmogelijk. Zonder te beweren dat de goudstandaard een perfect systeem is, staat het onomstotelijk vast dat de voorbije crisissen onmogelijk waren geweest met de goudstandaard.
Dat objectivisme, om kort te verduidelijken, is niet louter een politieke ideologie, maar een allesomvattende filosofie met een politiek luik. Wat de politieke structuren betreft, staat de filosofie van Rand voor wat in de hedendaagse politicologie een nachtwakersstaat wordt genoemd: een overheid die zich enkel bezighoudt met een aantal essentiële taken zoals politie, justitie en defensie. Binnen een bepaald kader (het respecteren van andermans recht op leven, eigendom, bewegingsvrijheid en keuzevrijheid) mag een mens met andere woorden doen en laten wat hij/zij wil. Op fiscaal vlak houdt het objectivisme vanzelfsprekend in dat de belastingtarieven worden gereduceerd tot een niveau dat men zich vandaag zelfs in de VS niet meer zou kunnen voorstellen.
Deze overtuiging vormde een al bij al vrij logisch gevolg van de omstandigheden waarin Rand (die eigenlijk Alissa Rosenbaum heette) was opgegroeid: ze was een jonge tiener toen de Oktoberrevolutie uitbrak, en er in haar thuisland een regime werd gevestigd, dat volledig arbitrair het leven van zijn onderdanen kon beheersen, van de wieg tot het graf.
Rond 1925 emigreerde ze naar de VS, waar ze verliefd werd op de individuele, economische en politieke vrijheid (lees: de afwezigheid van dwang) die het land toen nog te bieden had. Rand was eigenlijk een ooggetuige van het verschil in welvaartsniveau dat de VS had bereikt in de eerste helft van de 20ste eeuw, in vergelijking met de Sovjet-Unie. Ze maakte er haar levenswerk van om die vrijheid te verdedigen, en de bevolking via haar literatuur te waarschuwen voor het gevaar van een leven als onderdaan, in de letterlijke betekenis van het woord. Met verve beschreef Rand waar het dagelijkse leven in regimes als de USSR op neerkwam: de overheid bepaalt dat er een soort collectief belang bestaat, beslist dictatoriaal wat dat belang dan precies inhoudt, waarna het leven van elke onderdaan in het teken hoort te staan van het streven naar dat algemeen belang. Het welzijn van anderen werd eenvoudigweg een compensatie voor je eigen bestaan, zoals Hank Rearden, personage in haar magnum opus Atlas Shrugged, het mooi beschreef.
De economische consequenties van een samenleving gebouwd op dergelijke principes had Rand aan den lijve ondervonden (gelukkig niet tot in het uiterste, anders had ze het niet kunnen navertellen). Vanuit die achtergrond kan haar levenslange wantrouwen tegenover overheden en centralisatiepolitiek niet echt als verbazingwekkend worden beschouwd.
Dat de onophoudelijke verheerlijking van het eigenbelang in Rands literatuur al eens flirt met de grens van de moraliteit, zal ik niet tegenspreken, maar dat neemt niet weg dat haar uitgangspunt gewoon correct is: fundamenteel zijn het onze ondernemers die welvaart creëren, en niet de overheid. Louter rationeel bekeken, zoals Rand dat deed, kan een overheid slechts de creatie van welvaart afremmen, hetzij door regelgeving, hetzij door belastingheffing. Daarmee pleit ik, voor alle duidelijkheid, niet voor de afschaffing van alle regels of van alle belastingen, ik geef gewoon een eenvoudig en vanzelfsprekend feit aan.
Uit Rands onwrikbare geloof in de rede en menselijke rationaliteit kwam de overtuiging voort dat mensen elkaar van nature geen kwaad willen doen (eenvoudigweg omdat ze er zelf meestal geen baat bij hebben), en dat veel van de interactionele problemen slechts mogelijk worden binnen een bepaald kader dat al vooraf door de overheid is uitgetekend. Als arbeiders bijvoorbeeld worden uitgebuit, dan wijst dat er in de eerste plaats op dat de wetgevende macht (in de meeste landen een parlement) wetten heeft goedgekeurd die enkel ten dienste staan van het kapitaal, of dat de overheid (zoals altijd) zelf heeft bijgedragen tot de vorming van een monopolie. Het zal wellicht vloeken zijn in de linkse kerk, maar, zoals Rand ooit vermeldde, hebben overheden een rol gespeeld in élk economisch monopolie dat ooit heeft bestaan, hetzij door een politiek van selectieve belastingverlaging, fiscale gunstmaatregelen of één of andere vorm van subsidiëring.
Het valt te betreuren dat de argumenten van Rands tegenstanders van zo’n matig allooi zijn. Dit komt onder meer tot uiting in het vrij obscene misbruik dat anti-objectivisten maken van begrippen als solidariteit en egoïsme, waarbij men pseudo-emotionele bezwaren als een soort legitiem argument tracht te verkopen.
Om daar ideologisch dieper op in te gaan, binnen het objectivisme (en eigenlijk binnen de volledige klassiek-liberale traditie) veronderstelt solidariteit een vorm van vrijwilligheid. Een gecentraliseerd instituut als de overheid is met andere woorden niet in staat om solidariteit tussen mensen te organiseren, want niemand (of toch bijna niemand) betaalt vrijwillig belastingen. Zoals Frédéric Bastiat al schreef in de eerste helft van de negentiende eeuw, verwordt solidariteit dan tot een soort offer (het betalen van sociale zekerheidsbijdragen) dat iemand brengt uit angst voor de repressie (vrijheidsberoving door de overheid) die anders zal volgen. Nogmaals, ik pleit hiermee niet voor de afschaffing van belastingen, ik probeer alleen het klassiek-liberalisme zeer gedeeltelijk te definiëren vanuit een historische traditie. Wie het daarmee ten gronde oneens is en dat wil beargumenteren, mooi, maar iemands ideeën diaboliseren (zoals met Rand al te vaak wordt gedaan) doe je pas wanneer de argumenten op zijn.
Vrijwillige solidariteit en naastenliefde werden door Rand dus helemaal niet verworpen, zoals mevrouw Schelstraete beweert in haar artikel. In Rands ideale wereld doet elk mens wat hij/zij wil met zijn/haar (financiële) middelen, daar komt het politieke luik van het objectivisme op neer. Wie zijn/haar volledige vermogen wil wegschenken aan een goed doel, mooi zo, suit yourself.
Ook egoïsme is één van die termen die te pas en te onpas worden misbruikt door tegenstanders van het objectivisme. Rand zag egoïsme inderdaad als een onvermijdelijke, menselijke eigenschap, die in om het even welke politieke structuren voorkomt. Het objectivisme stelt dat net die structuren waarin mensen vrij zijn om eerst aan hun eigen belang te denken, ons een ongeëvenaard welvaartsniveau hebben opgeleverd. Bakt de bakker brood omdat hij/zij wakker ligt van angst dat de mensen in zijn/haar buurt anders zullen omkomen van de honger? Houdt de cafébaas zijn/haar zaak open omdat hij/zij bang is dat de buurtbewoners anders met uitdrogingsverschijnselen zullen kampen? Beiden doen wat ze doen omdat ze er een persoonlijk voordeel uit halen, omdat ze met het geld dat ze verdienen hun eigen levenskwaliteit kunnen verbeteren. Wie hen dat niet gunt en voorstelt om deze mensen buitenproportioneel te belasten, is niet in de positie om te beweren oprecht bezorgd te zijn over het welzijn van anderen. Het zal voor sommigen buitenaards klinken, maar het klassiek-liberalisme stelt zich vooral de vraag of het proberen op te leggen van de eigen visie aan anderen via overheidsbeleid (het alfa en omega van de hedendaagse politiek) niet veel egoïstischer is dan iedereen vrij zijn/haar eigen keuze te laten maken.
Helemaal schrijnend wordt het wanneer mevrouw Schelstraete op de man moet spelen om haar eigenlijk onbestaande argumenten kracht bij te zetten. Zelf doe ik geen uitspraken over het persoonlijke leven van Rand (eenvoudigweg omdat het mijn zaken niet zijn), maar op één aspect wil ik wel ingaan. Aan het einde van het artikel suggereert de auteur dat bittere, individualistische eenzaamheid het logische gevolg zou zijn van het ontbreken van een allesomvattende verzorgingsstaat. Nochtans vormt diezelfde verzorgingsstaat het perfecte kader voor een eenzaam bestaan. Wie onbeperkt en onbegrensd alles krijgt wat hij/zij wil van een anoniem instituut als de overheid, wordt nooit gedwongen om sociale verbanden op te bouwen. Wie dat echt wil, kan zich ten eeuwigen dage in zijn/haar (sociale) woning opsluiten, en compleet vervreemden van de buitenwereld. Zonder kapitalistische systemen als perfect te willen omschrijven, is het wel een economisch systeem dat mensen aanzet tot samenwerking. Dit wordt geïllustreerd in het bekende essay ‘I, Pencil’ van Leonard Read. Daarin stelt hij dat geen enkel mens in staat is om op zichzelf (en dus zonder hulp van anderen) een eenvoudig voorwerp als een potlood te produceren. In het hele productieproces worden tientallen mensen betrokken, en in een vrije economie wordt niemand met een geweer tegen de slaap gedwongen om mee te werken. De boodschap die Read wil meegeven, is: als een handvol mensen nog niet in staat is om zoiets eenvoudigs als een potlood te produceren, hoe zouden we dan ooit kunnen veronderstellen dat diezelfde handvol mensen in staat zou zijn om een economie van tientallen of honderden miljoenen mensen te plannen? In een notendop zeggen de objectivisten dat, zolang een aantal voorwaarden worden vervuld (respect voor andermans essentiële rechten), winstmotivatie een geweldig principe is. Je kunt het daarmee eens zijn of oneens, maar het zijn wel de landen waar het principe van winstmotivatie nog gedeeltelijk wordt gerespecteerd, die het hoogste welvaartsniveau hebben bereikt. Als Ayn Rand één verdienste heeft, dan is het dat ze die reflex toch op een relevant deel van de Amerikaanse bevolking heeft overgebracht.
Wie haar ideeën wil bestrijden, doet dat misschien beter met echte en bewijsbare argumenten dan door gewoon alle pseudo-emotionele clichés over het liberalisme op een hoopje te gooien en dan wel te zien waar ze terecht komen. Ook persoonlijke aanvallen verzwakken niet alleen het discours, maar zijn bovenal nergens voor nodig, Ayn Rand is amper bekend in Europa. Aangezien het objectivisme zeker voor kritiek vatbaar is, zoals ik eerder heb vermeld, zou zo’n benadering het debat meer dan ten goede komen.
Alexander Casier studeert Politieke Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel en behoort tot het kernbestuur van LVSV Brussel. Dit artikel werd aanvankelijk naar de redactie van de Vlaamse De Standaard opgestuurd (aangezien het om een reactie op een artikel uit deze krant gaat), maar daar weigerde men een wederwoord te publiceren.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten