Toen ik op de universiteit zat, in de tweede helft van de jaren zeventig, stond het studentencorps er slecht op. Daar wilde je niet bijhoren, tenzij je er wel bijhoorde. De studenten van toen waren in meerderheid links tot zeer links, mede het gevolg van de geweldige toevloed van 'nieuwe studenten' uit lagere klassen die voordien niet konden studeren. Niet dat de bourgeoisie geen linkse studenten leverde: bij de CPN werden juist de 'directeurszoontjes' gewantrouwd en bleven er nauwelijks nog arbeiders over. Maar dit gaat over studenten, in vroeger tijden (zie de foto van het Delftse studentencorps uit 1918) al echte heren. Het waren jongeren (jongens) uit gegoede kring, die zich ouwelijk voordeden zonder al oud te zijn en hun 'eeuwige studentenleven' het liefst zo lang mogelijk voortzetten op kosten van hun bemiddelde pa.
Het hoeft geen betoog dat de 'corpsballen' afgunst opwekten van al diegenen die hun bevoorrechte pleziertjes moesten missen. In mijn studententijd kwam daar nog bij dat het corps als 'rechts' bekend stond en gehekeld werd door de 'ons-kent-ons' mentaliteit en de 'harde' ontgroeningsmethoden. Het corps had zijn eigen studentenhuizen (vaak de beste) en corpsballen speelden elkaar de bal toe. Dat leerden ze al vroeg, handig voor later. Er zat even de klad in, maar toen de arbeidsmarkt slechter werd en het corps (waar ze ook disco's en bier en leuke feestjes hadden) zich moderniseerde en softer werd, ging het taboe op het corps er weer snel vanaf. Stond ook goed op je cv. Maar de geur was toch die van de betere kringen, van de hockeyclubs en de tennisbanen. De brallerigheid die aan het corps kleefde heeft mij altijd tegengestaan, nog steeds. Maar de linkse studentencultuur had zo zijn eigen verschrikkingen. En sommige corpsleden waren helemaal niet zo erg. Sterker, er zaten ook intelligente types bij die bovendien veel beter waren in het discussiëren (op het echte corps werd ook nog een liberale debatcultuur hooggehouden die juist bij de schreeuwerige linkse studenten ontbrak).
We beleefden in de jaren zeventig de nadagen van het zogenaamde 'generatieconflict'. Ook het corps zoog de 'beat' van de nieuwe jongerencultuur op en gedroeg zich niet meer zo oudeheren-achtig. Maar een soort brallerigheid is gebleven, die ik soms ook terug meen te zien bij rechtse jongeren (al dan niet met de VVD sympathiserend). Daar zal ook wel een soort studentenhumor bij horen, zoals je afzetten tegen de sentimentaliteit van links en de linkse voorkeur voor alles wat ziek, zwak en lelijk is. Ik vermoed dat hierin ook de aantrekkingskracht voor de huidige politieke incorrectheid schuilt. Dat kan heel geestig zijn, maar ook tot het type feestjes leiden waarop prins Harry in een nazipakje verscheen (zeg maar de misplaatste Britse humor van de welgestelden die neerkijken op iedereen die onder hen verkeert). Er wordt een blufferige hardheid gecultiveerd, zoals dat misschien ooit ook bij de ontgroening moet zijn gebeurd. Ik zie er iets van Geen Stijl in, maar omdat Geen Stijl mijn stijl niet is, kan ik het niet goed beoordelen. Maar in de bloggerswereld (wel een origineel onderdeel van de jeugdcultuur die net als de popmuziek dankzij een low budget is groot geworden) weten ze daar wel raad mee. Komt daar misschien ook de afkeer tegen de babyboomers vandaan (die heel erg jaren zestig is)? Ik proef het ook op de Dagelijkse Standaard, waar jonge redacteuren ouderen en bejaarden het liefst als een profiterend soort Untermenschen neerzetten. Dat kost maar, werkt niet, is ook nog zwak en ziek, en eist ondertussen als vanzelfsprekend sociale privileges uit betere tijden op. Best leuk voor een keer, maar als het stelselmatig en bij herhaling gebeurt zit er ook een akelige haatdragendheid in die ik mij van vroegere VVD'ers niet herinner. Dat waren op de keper beschouwd altijd sportieve jongens van fair play die de zaken van meerdere kanten konden bezien.
Ik neem aan dat het studentenhumor is, de koppen over '
bejaardenterreur' en
meer van dat alles. Intelligente jongens herken je aan hun onderscheidingsvermogen en gevoel voor humor. Maar beleven we nu een studentenopstand, of juist een opstand tegen alles wat gestudeerd heeft? Soms lijkt het wel of het populistische ongenoegen dat nu ook in de beste kringen doorklinkt een opstand van havisten is. De wilderiaanse onvrede is harder, minder speels, minder sensitief en ook - jázeker - minder inventief dan het protest van de babyboomers. Twintigers die als vermoeide grijsaards overal de kosten van zien en nergens de opbrengsten, en bang zijn dat ze straks tekort komen. Mijn God, hoe zal deze generatie zijn als ze straks zelf oud is? Ouder en wijzer, of juist niet? Lijkt me een mooi onderwerp voor een - hopelijk - humoristisch debat op het scherpst van de snede, zoals in de klassieke studentencultuur.