Het kabinet wil dat Nederland een 'participatiesamenleving' wordt. Vanaf volgend jaar moeten gemeenten allerlei (zorg-)taken overnemen. Het is de vraag of deze kabinetsplannen wel voldoende doordacht zijn.
In principe zou je zeggen: goede zaak, hoe meer de burger zelf doet en hoe minder overheidsbemoeienis met het leven van die burger hoe beter. Maar hier zit ik toch met een dilemma. Geldt dat bijvoorbeeld ook voor de noodzakelijke zorg aan hulpbehoevenden? En wie bepaalt dat dan? En op grond waarvan? Vanmiddag schoof bij
Buitenhof de directeur van het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau), Kim Putters, aan. Dit orgaan had afgelopen week
een rapport geschreven, '
De WMO in Beweging', een evaluatie van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Het komt er in feite op neer dat burgers meer zelf moeten gaan doen (want het geld is op, alleen wordt dat er niet bijgezegd). Op zorggebied bijvoorbeeld. Het is de bedoeling dat kinderen straks voor hun bejaarde ouders moeten gaan zorgen, maar niet iedereen heeft tijd en zin om de billen van zijn bejaarde ouders te wassen denk ik zomaar. Gemeenteambtenaren komen straks bij u aan de keukentafel om te bepalen of u (of uw ouders) recht heeft op hulp of niet. Ik verklap u alvast, dat van deze fraaie 'keukentafelplannen' in de praktijk niets terecht zal komen. Sterker, de tijdgeest wijst de tegenovergestelde kant op: meer individualisme. Men voorspelt juist een enorme toename van éénpersoonshuishoudens. In de steden kent men de buren vaak niet eens, men leeft op zichzelf en voor zichzelf. Dat is de tendens van deze moderne tijd.
Behalve deze demografische ontwikkeling speelt nog een andere maatschappelijke ontwikkeling de regeringsplannen parten: de tweedeling in onze samenleving tussen autochtonen en allochtonen (zowel westers als niet-westers). In plaats van een participatiesamenleving hebben de regeringen van de afgelopen decennia een gesegregeerde samenleving gecreëerd. Tussen haves en have nots, maar ook tussen de autochtone Nederlander en de 'nieuwe Nederlander'. Natuurlijk, saamhorigheid is een groot goed en het komt ook in Nederland voor. Illustratief daarvoor was mijn bezoek afgelopen weekend aan het Jazzfestival in Breda, een jaarlijks terugkerend fenomeen. Ik belandde per toeval in een oer-Hollands cafeetje met de toepasselijke naam 'BrilJantje', waar voornamelijk Nederlandstalige muziek gedraaid werd die luidkeels werd meegezongen. Hollandser kan het niet, zou je zeggen. De onderlinge verbondenheid daar was enorm, dat gaf men ook aan. De gasten die ik er sprak stemden overigens allemaal op Geert, maar dit terzijde. Grote onderlinge saamhorigheid dus, maar de mensen moesten niets van Turken of Marokkanen hebben. De dag ervoor was er nog een juwelier overvallen door 3 Marokkanen, zo werd mij verteld. De ergenis was overduidelijk merkbaar. En dat betrof niet alleen het criminele gedrag, maar juist ook het tolerante beleid van de regering ten aanzien van (het gebrek aan) de integratie van de nieuwe Nederlanders.
En als je dan, zoals de Nederlandse regering wil, een participatiesamenleving wil optuigen, waar mensen meer zelfredzaam zijn, waar buren meer voor elkaar moeten zorgen en je stelt tegelijkertijd vast dat er sprake is van een volledig gesegregeerde samenleving, dan vraag je je af hoe de beleidsmakers die participatiesamenleving dan willen realiseren. Kim Putters wees er dan ook op, dat er nog veel haken en ogen aan de plannen kleven. De bereidheid om je eigen familieleden en directe buren te helpen is tot daar aan toe, de bereidheid tot hulp bieden aan de mensen in je straat wordt al lastiger, maar de hulpbereidheid voor mensen daarbuiten is vrijwel onmogelijk, aldus Putters. Het lijkt de eurozone wel: zonder 'verwantschap' geen 'solidariteit' (tenzij afgedwongen). Is er iets nieuws onder de zon? Volgens de regering klaarblijkelijk wel...
Bovendien wees Putters er op, dat het maar de vraag is of de gemeenten er 'klaar' voor zijn. Dat mag met recht een understatement genoemd worden. Natuurlijk hebben veel gemeenten al het nodige gedaan, maar volgens Putters is er bij de ambtenaren te weinig kennis en kunde en weet men vaak niet eens precies wat er van hen verwacht mag worden. Datzelfde geldt voor de burgers: die weten evenmin wat hun rol in deze is. Er heerst dus grote onduidelijkheid, en het gevolg daarvan is meestal, dat er dan van alle mooie plannen niks terecht komt. Bovendien werkt het plan willekeur in de hand, omdat elke gemeente zijn eigen invulling kan geven aan de uitwerking van de plannen. Dit plan lijkt vooral te zijn geboren onder druk van bezuinigingsdrift, zonder de consequenties daarvan goed te hebben doordacht. Ook de democratische betrokkenheid van de burger blijft volstrekt vaag. Ik durf te wedden dat als je honderd willekeurige burgers op straat vraagt of ze weten wat er allemaal gaat veranderen volgend jaar in het kader van de WMO, dat er dan misschien één of twee een idee daarvan hebben en de rest niet. Kortom, ook om deze reden is invoering per 2 januari volstrekt onhaalbaar en irreëel.
Dat brengt me bij de titel boven deze column. Want wat als de gemeente de vrijwilligheid van mantelzorg gaat afdwingen? Wat als 'de keukentafel' tegen u zegt dat u voor uw buren móet zorgen? Is uw eerste reactie dan ook niet: 'waar bemoeit u zich mee, overheid, dat maak ik zelf wel uit?' En wat als de éne gemeente wel dwingt en de andere niet? En als je het als gemeente niet wil afdwingen, maar een beroep wil doen op het 'moreel appèl' van de burger, dan zul je toch een 'achtervang' moeten hebben om mensen de hulp die ze echt nodig hebben alsnog te kunnen leveren. Het lijkt er op dat dit plan van deze regering van veronderstellingen aan elkaar hangt en dat er niet goed is nagedacht over de mogelijke consequenties. Zeggenschap en betrokkenheid van de burger is essentieel om dit plan te laten slagen, maar dit is nog volstrekt niet goed geregeld.
Wat de burger vooral nodig heeft is minder betutteling. De overheid moet zich inderdaad met veel minder zaken bezighouden, die de directe levenssfeer van de burger raken. Maar in plaats van minder, krijgen we meer. Of er komen ondoordachte plannen, zoals deze WMO, die het paard achter de wagen lijkt te spannen. Ontwikkelingen, die zowel voor irritatie zorgen als onnodig vrijheidsbeperkend zijn. En het is niet het enige voorbeeld. Cafés krijgen te maken met een rookverbod, studenten worden met allerhande betuttelmaatregelen geconfronteerd, om van de enorme hoeveelheid voorschriften uit Brussel nog maar te zwijgen. We zijn bezig een samenleving te creëren, die niet uitnodigt tot participeren, maar tot domineren. Dat wil zeggen, steeds meer dwang door de overheid. Als decentralisatie uitmondt in locale dwang, die bovendien per definitie een willekeurig karakter heeft, dan is dat een uitermate verkeerde ontwikkeling, die tegengegaan moet worden.
Hier vindt u een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter.