Wanneer leerlingen mij vragen wat het verschil is tussen literatuur en lectuur, zeg ik altijd dat literatuur je aan het denken zet. Literatuur, houd ik de leerlingen voor, herkauwt geen denkbeelden en overtuigingen die algemeen gangbaar zijn, maar zoekt naar nieuwe perspectieven op de wereld en het leven. Literatuur, kortom, gaat in tegen clichés.
Als inleiding op mijn uitleg toon ik de bekende discussie tussen Saskia Noort en Connie Palmen, die elkaar tijdens een uitzending van De Wereld Draait Door in de haren vliegen. De aanleiding is een uitspraak van literair coryfee Connie Palmen, die op het Boekenbal in beschonken toestand haar gal spuwt op thrillerschrijvers als Saskia Noort: Scheer je weg uit het land van de literatuur, stelletje nietsnutten! Volgens Palmen heeft Saskia Noort niets te zoeken in een wereld waarin originaliteit, diepzinnigheid en creativiteit de drie geboden zijn.
Als vertegenwoordiger van de gevestigde literaire elite, waar Palmen naar eigen zeggen deel van uitmaakt, getuigt de Limburgse schrijfster van een onsmakelijke dosis zelfgenoegzaamheid en behoudzucht. Je hoort erbij als je voldoet aan de eisen die ik stel, beweert ze, anders ben je het niet waard om gelezen te worden. Maar je kunt je afvragen of auteurs van literatuur-light, zoals de romans van Kluun, Koch en in mindere mate ook de literaire thrillers, niet meer te bieden hebben dan de literaire werken waar mensen als Palmen zo hoog van opgeven.
Morele dilemmas
Romans als Komt een vrouw bij de dokter of Het diner stellen een moreel probleem centraal waar lezers in hun eigen leven mee te maken kunnen hebben. Blijf je trouw aan je doodzieke vrouw wanneer er weinig plezier meer met haar te beleven valt? Het roept de vraag op of het individualisme in onze samenleving niet is doorgeschoten. Het hoofdpersonage in Het diner geeft eveneens voorrang aan de toekomstperspectieven van zijn kind, in plaats van de morele wetten te gehoorzamen en zijn zoon bij de politie aan te geven. Het zijn interessante morele dilemmas die in de verte doen denken aan klassieke werken als Antigone of Misdaad en Straf.
De romans van de zogenaamd literaire auteurs, waar Palmen c.s. zo hoog van opgeven, willen zo graag een scherpzinnige en authentieke visie uitdragen, maar slagen daar wonderwel niet in. Denk aan het omslachtige proza van Daan Heerma van Voss, die in de obsessie met zichzelf struikelt over zijn eigen zinnen, of de pretentieuze romans van Ilja Leonard Pfeijffer, die met La Superba goedbeschouwd wil getuigen van zijn leven als bohemien in een vervallen Italiaanse havenstad. De hoofdpersoon van Pfeijffers gelauwerde roman zoekt het avontuur in het onvoorspelbare en grillige zuiden, aangezien er thuis niet veel meer te beleven valt. Je kunt je afragen of hij dan wel goed gekeken heeft.
Als literatuur je aan het denken wilt zetten, moeten de gangbare opvattingen ter discussie worden gesteld. Maar de meeste Nederlandse auteurs hebben niets meer om zich tegen te verzetten, ze zijn het eigenlijk over veel zaken wel eens met de (hoogopgeleide) burgerij. Nederland is internationaal gezien een progressief land, met goede sociale voorzieningen en een relatief grote individuele vrijheid. Waarom zou je daar tegen zijn? Wat overblijft is navelstaarderij, schrijven over de eigen omgeving van zoekende jonge mensen die zon moeite hebben met kiezen uit de vele mogelijkheden die er zijn. Romans over uitzichtloze werkloosheid onder jongeren, een groot maatschappelijk probleem, moet ik nog tegenkomen. Nee, de hedendaagse literaire garde schrijft liever over haar eigen onbeduidende sores en voegt daar nog wat vage gedachten aan toe die voor filosofisch moeten doorgaan. Maar waar is het grote achterliggende idee gebleven, zoals Alain de Botton vorige maand in NRC Handelsblad zich afvroeg?
Provoceren
We hoeven niet ver te kijken om te zien dat het ook anders kan. Een Franse schrijver als Michel Houellebecq jaagt met zijn provocerende, dystopische romans de voorvechters van de individuele vrijheid de stuipen op het lijf. Met zijn cultuurkritiek oogst hij zelfs lof van katholieke organisaties, die in zijn romans een bewijs zien van de verschrikkingen van een maatschappij waarin het geloof is verdwenen.
Een democratische samenleving heeft een tegengeluid nodig. Kunstenaars en schrijvers zijn de aangewezen personen om dat tegengeluid te verwoorden. Volgens Marion Donner moeten kunstenaars meer gaan drinken, zoals Hafid Bouazza, die er trots op is dat hij elke dag een fles absint achterover drukt. Maar alcoholisme is de oplossing niet. Bouazza speelt met veel pathos en gevoel voor dramatiek de rol van de kunstenaar-bohemien, maar achter die overtuigende pose schuilt het grote Niets. Het helpt wel wanneer schrijvers uit hun kleine, beschermde intellectuele wereldje klimmen en een scherp oog ontwikkelen voor wat er in de wereld gebeurt. Wellicht dat jongeren dan nog voor de echte literatuur gewonnen worden.