Hoe te geloven in de fictie van een persoonlijke god?
Onlangs werd bekend dat maar liefst
44% van de Nederlandse hoogleraren zich atheïst noemt. Een behoorlijk verschil met de Nederlandse bevolking, waarvan slechts 14% zich atheïst noemt.
Uit die cijfers zou je kunnen afleiden dat wetenschap theïstisch geloof onmogelijk maakt. In een artikel getiteld '
Heeft de wetenschap het geloof ondermijnd?' bestrijdt wetenschapshistoricus en promovendus Ab Flipse zich tegen deze zogenaamde 'secularisatiethese'. Dat klinkt interessant, maar loopt helaas uit op een teleurstelling.
Flipses argumentatie komt namelijk niet verder dan dat er in het onderzoek niet is gekeken naar de oorzaak-gevolg relatie en dat de geschiedenis een veel te complex verband tussen vooruitgang in de wetenschap en secularisatie laat zien om tot de secularisatiethese te komen. Wel erkent Flipse dat wetenschappers tegenwoordig hun theses bewijzen zonder enige vorm van religieuze argumentatie. Dat is echter weinig verbazingwekkend voor zie zich bedenkt dat Pierre-Sumon Laplace in de 19e eeuw al tegen Napoleon zei dat hij de 'God-hypothese' niet nodig had in zijn hemelmechanische onderzoekingen.
Maar wat valt er dan wel te zeggen over het hoge percentage atheïsten onder hoogleraren? Daarvoor is het eerst handig om te weten dat atheïsme - zoals de naam het al zegt - enkel het bestaan van een theïstische god afwijst, een persoonlijke god die gebeden verhoord, wonderen verricht et cetera. Het is daarbij zeker mogelijk dat er onder die atheïstische hoogleraren ook hoogleraren zijn die niet vinden dat je het bestaan van zo'n persoonlijke god 100% kunt uitsluiten, maar dat de kans daarop wel net zo klein is als het bestaan van pak 'm beet de tandenfee. Ook zij zullen zich voor het gemak atheïst noemen.
Het zal met name die laatste positie zijn die veel hoogleraren over de atheïstische streept trekt. Immers, voor iedereen die wel eens kennis heeft genomen van het werk van bijvoorbeeld David Hume of Bertrand Russell - iets wat verwacht mag worden van de gemiddelde hoogleraar - zal het lastig zijn om de persoonlijke god als meer dan een nuttige fictie te zien.
Dit alles betekent overigens niet dat die atheïstische hoogleraren per definitie anti-religieus zullen zijn. Ook als je de idee van een persoonlijke god categorisch afwijst, is het nog steeds mogelijk om waardering op te brengen voor het ingenieuze systeem waarop religies stelsels van morele waarden op een gemeenschap overbrengen en in stand weten te houden. Een mooi boek daarover werd onlangs gepubliceerd door Alain de Botton,
'Religie voor Atheïsten.'
Dit alles in ogenschouw nemende is mijn slotvraag: is religie levensvatbaar wanneer je het hart - de theïstische god - eruit rukt?