Turkije heeft vannacht meteen geantwoord: er werden dertien doelen van de marxistisch-leninistische terroristische organisatie aangevallen.
Gisteravond laat heeft de Koerdische PKK - een marxistisch-leninistische terroristische organisatie - een bijzonder bloederige aanslag gepleegd op Turkse soldaten in het zuidoosten van Turkije. Bij de aanslag kwam minstens 15 soldaten om; mogelijk meer, maar de Turkse autoriteiten hebben nog geen cijfers doorgegeven.
De aanslag werd als volgt uitgevoerd: de PKK had allerlei landmijnen klaargelegd. Een konvooi van soldaten zag de mijnen en begon ze op te ruimen. Wat zij niet wisten is dat de PKK klaar stond om andere bommen af te laten gaan - op afstand. Toen de soldaten eenmaal aan het werk waren werden ze allemaal opgeblazen.
In Turkije heeft de aanslag voor bijzonder veel verdriet gezorgd. Veel Turken kennen namelijk iemand - vaak familie - die in het leger dient. Het Turkse leger is behoorlijk groot. Daar komt nog eens bij dat Turkije de dienstplicht nog altijd heeft. Er zijn dus een flink aantal soldaten die er niet voor gekozen hebben om hun land te dienen, maar daartoe gedwongen zijn door de autoriteiten. Tenslotte zijn Turken behoorlijk trots op hun nationale identiteit en band; ze ervaren een aanslag op soldaten als een aanslag op hen allemaal.
Hoewel er terecht gewezen wordt naar de PKK en hoewel Turken - alweer terecht - pleiten voor militaire acties (die dan ook uitgevoerd worden door de overheid, afgelopen nacht werden bijvoorbeeld 13 PKK-doelen bestookt door het leger), zijn er ook veel Turken die het president Recep Tayyip Erdogan kwalijk nemen dat de situatie steeds verder uit de hand loopt. Zij zijn er namelijk van overtuigd dat hij dit bewust doet in een poging om het nationalistische vuurtje op te stoken; dat zou zijn AK Parti in november dan een forse verkiezingsoverwinning moeten opleveren.
Erdogan voedt die kritiek zelf. Zo liet hij gisteravond al meteen weten dat de reden dat de PKK dit doet is dat 'geen één partij de meerderheid heeft in het parlement.' Daarmee doelt hij natuurlijk op zijn eigen partij. Als die partij aan de macht was - en dus meer dan 50% van de zetels in het parlement in handen had - zou het volgens hem allemaal prima in orde komen. Kemal Kilicdaroglu, de leider van de grootste oppositiepartij de CHP, is daar logischerwijs niet over te spreken. Hij zegt:
"The [feeling of] shame of the president, who [demands] 400 deputies even in this environment where our hearts burn with news of martyrs every day, is enough for the entire country. What 400 deputies, man… For the sake of it, you turned the country into a lake of blood and you left mothers without children and left children orphans. You don’t have even a bit of conscience."
De kans is groot dat het geweld de komende dagen en weken alleen maar verder uit de hand loopt. Dit komt doordat oorlog zowel in het voordeel is van de PKK (dat zich bedreigd weet door de Koerdische partij de HDP; die onlangs zetels won in het Turkse parlement en daardoor een duidelijk alternatief vormt voor de terroristen van de PKK) als van de president.