In het openbaar zul je vanuit Venezuela nooit ook maar iets positiefs over de imperialistische Amerikanen horen, maar achter de schermen blijkt de vork toch iets anders in de steel te zitten...
Denk aan Venezuela, en je denkt aan verschillende dingen. Als eerste waarschijnlijk aan de protesten die het land deze week verscheuren, nu het volk daar - waarschijnlijk helaas tevergeefs - aangeeft het helemaal gehad te hebben met de wantoestanden in het land. Gek is dat niet: het beleid van de Venezolaanse president Nicolás Maduro en zijn voorganger en leermeester Hugo Chávez hebben de Zuid-Amerikaanse staat, ondanks dat deze gezegend is met de grootste oliereserves ter wereld, geheel naar de gallemiezen geholpen. De schappen in de winkels zijn nagenoeg leeg, en zelfs voor de meest basale levensmiddelen moet de bevolking eeuwen in de rij staan. En dat allemaal dankzij de het superieure socialistische beleid, dat van Venezuela wel even een arbeidersparadijs zou maken. Nou, daar lijken die arbeiders zelf iets anders over te denken.
Socialisme gaat echter niet enkel om het laten verpieteren van je eigen volk: ook het afzetten tegenover niet-socialistische landen waarmee het wél goed gaat - rara hoe zou dat komen? - is een onmisbaar deel van deze ideologie. Venezuela heeft dan ook een 'trotse' traditie van het demoniseren van de Verenigde Staten, hét kapitalisme in persoon bij uitstek. Daarbij kunnen termen als 'imperialisten' en andere nonsens natuurlijk niet ontbreken: bij gebrek aan echte macht is een beetje schreeuwen immers het enige wat zo'n land kan doen.
Toch wordt maar weer eens duidelijk dat ook socialistische heilstaten niet kunnen ontsnappen aan de werkelijkheid dat alleen het kapitalisme voor echte welvaart kan zorgen. Zoals gezegd heeft Maduro controle over de grootste oliereserves van de wereld, die nooit alleen maar gebruikt kunnen worden door de zeer bescheiden Venezolaanse industrie. De enige optie om nog iets van geld binnen te harken - want zonder geld staat de wereld, en dus ook Venezuela, immers stil - is dan ook om die olie te verkopen. En drie keer raden wie de grootste afnemer van die Venezolaanse olie is... precies, de Verenigde Staten.
Je kunt dus gerust stellen dat men daar geheel afhankelijk is van het land dat zo vaak wordt afgeschilderd als de duivel. Hoe waar dit is blijkt uit een feitje dat pijnlijkerwijs voor Maduro bekend is geworden. Citgo Petroleum, wat net als vrijwel elk Venezolaans bedrijf in handen van de staat is, blijkt nu namelijk maar liefst een half miljoen dollar te hebben gedoneerd aan de organisatie van de inhulding van Donald Trump, waarmee ze de op één na grootste sponsor van het feestje zijn, met meer vrijgevigheid dan reuzen als Pepsi. Met zulke acties achter de schermen proberen de Venezolanen de nieuwe Amerikaanse president uiteraard te paaien om hun olie te blijven afnemen: het is natuurlijk geen toeval dat juist een oliemaatschappij hiervoor als tussenpersoon fungeerde.
Ook in die failed state lijkt men dus heel goed in te zien dat het socialisme uiteindelijk niemand goed doet, en dat het zelfs een gevaar is voor het voorbestaan van die staat. Het is nu vooral afwachten tot het moment dat men dat durft toe te geven en het volk daar eindelijk eens een degelijk bestaan gegund krijgt.