Volgens 33% van de Amerikanen is President Obama de slechtste president sinds de Tweede Wereldoorlog. Obama scoort nog slechter dan George W. Bush (28%), verantwoordelijk voor de financiële crisis van 2008 en de puinhoop in Irak, Nixon (13%) en Carter (8%), wiens presidentschap één groot fiasco was. Dat zijn pijnlijke cijfers voor de Hope and Change Administration van Obama. Slechter dan Bush, de man die volgens Obama de hoofdschuldige is van alle problemen waar Amerika mee geconfronteerd wordt. De oorzaken voor de geringe populariteit van Obama zijn de beroerde implementatie van Obamacare, een zorgwet die al niet heel populair is ondanks de bemoedigende aanmeldingscijfers voor een zorgverzekering, de geringe banengroei ondanks het herstel van de economie en de vereenzelviging van Obama met de immense en onbeperkte spionagepraktijken door de NSA en daarmee samenhangende uitholling van burgerlijke vrijheden.
Opvallend aan dit soort peilingen is dat de laatste paar presidenten vaak het slechtst scoren. Zo scoorde Bill Clinton in 2000 rond de 20% in een soorteglijke peiling, nu scoort Clinton nog slechts een paar procent. George W. Bush scoorde in 2006 nog 34% als slechtste president, nu scoort hij 6% minder. Over 10 jaar zijn de meeste Amerikanen zijn rampzalige presidentschap grotendeels vergeten. Dit soort peilingen illustreren het korte geheugen dat kiezers hebben. Dat is misschien maar goed ook. De geschiedenis is presidenten meestal gunstiger gezind dan de grilligheid van de tijdsgeest.
De impopulariteit van Obama werd ook geillustreerd aan de vermeende populariteit van Mitt Romney. 45% van de kiezers had liever Romney als president gezien. Dat is nog altijd 2% minder dan de score van Romney bij de presidentsverkiezingen van 2012 en nog steeds komt Romney niet in de buurt van een meerderheid. In dat licht bezien valt het wel mee met de impopulariteit van Obama, hoe graag lezers en schrijvers van de Dagelijkse Standaard dat misschien anders zouden willen zien.