We leven in zuinige tijden (austerity), en conservatieven doen er dan goed aan zuinig te zijn met lof. Bijvoorbeeld over Margaret Thatcher, deze week op 87-jarige leeftijd overleden. Dat betreft natuurlijk niet de historische verdiensten van de Iron Lady. Die zijn monumentaal. Maar die verdiensten kunnen, anders dan wat veel bewonderaars doen, niet zomaar worden doorgetrokken naar vandaag. We hebben de formidabele Thatcher uit de jaren tachtig, met recht een icoon, en we hebben de hedendaagse klonen van het thatcherisme die doen alsof de wereld nu weer een Thatcher nodig heeft. Dat laatste is vrees ik nonsens.
Allereerst Thatcher als historische figuur die de vastgelopen Britse samenleving heeft opengebroken en samen met Ronald Reagan aan de basis heeft gestaan van de ideologische ommezwaai die begin jaren tachtig werd ingezet. Niemand betwijfelt dat de vasthoudendheid van Thatcher een belangrijke rol heeft gespeeld bij het in het defensief drukken van het socialisme. Haar vijanden spreken niet voor niets van het 'neoliberalisme' dat sindsdien de toon zet. In die hoedanigheid maakte de Thatcher-revolutie een einde aan Labour 'as we knew it' en samen met de Reagan-revolutie in Amerika en de (mislukte) hervormingskoers van Michail Gorbatsjov in de Sovjet-Unie een einde aan het communisme in Oost-Europa. Toen Thatcher in 1979 aan de macht kwam kon niemand bevroeden dat het Westen de Koude Oorlog zou gaan winnen, en dat maakt haar historische rol nog groter. Te groot misschien, want Groot-Brittannië was in de jaren tachtig afgezakt tot een tweederangs mogendheid. Wat Thatcher deed was het verval stuiten, en de basis leggen voor een 'volkskapitalisme' met home ownership voor de middenklasse als speerpunt. Dat heeft de Britse samenleving opgeschud en welvarender gemaakt, maar daarmee waren de gloriedagen uit het Victoriaanse tijdperk nog niet terug. Integendeel, dat tijdperk is met de overdracht van Hongkong aan China definitief afgesloten. In 1984 regelde Thatcher ook de onafhankelijkheid van Zimbabwe, het vroegere Rhodesië, na een deal met Joshua Nkono en de marxist Robert Mugabe.
Verfrissend met het aan de macht komen van Thatcher was dat zij klare taal sprak. Geen wollige prietpaat, zoals in de jaren zeventig. Maar zo bijzonder was dat niet. In Amerika zei Ronald Reagan ook waarop het stond. En we zijn het misschien vergeten, maar in Nederland leidde Ruud Lubbers (later synoniem voor wolpraat) een kabinet onder het motto 'no nonsense'. Ik herinner het me als een verademing na jaren linkse onzin. En waar Lubbers en het verdrag van Wassenaar uit november 1982 later model stonden voor het poldermodel, waren de jaren tachtig in Nederland alles behalve harmonieus. Ook hier vonden arbeidsconflicten plaats. Maar vergeleken met de deïndustrialisering die onder Thatcher in het Verenigd Koninkrijk plaatsvond, inclusief veldslagen tussen stakende mijnwerkers en politie, was Nederland een rustig land. Wie die confrontaties heeft meegemaakt, zal niet snel naar het Thatchertijdperk terugverlangen. Dat geldt zeker voor de verliezers, maar ook voor de winnaars was het geen onverdeeld genoegen.
Vergeleken met Thatcher was Lubbers, die een jaar langer regeerde, een moderniseerder. Waar Lubbers een manager was in de politiek, voerde Thatcher een achterhoedegevecht, waarbij zij teruggreep op Victoriaanse deugden. Dat had zijn nut, maar die deugden zijn niet teruggekeerd; het kleinburgerlijke Engeland dat door Thatcher ten voorbeeld werd gesteld, bestaat niet meer. Het is belangrijk om te zien op wie zij wel triomfen boekte. Zij verdrong de aristocratische vleugel in haar eigen Conservatieve Partij, de 'wets' voor wie nationale consensus het hoogste goed was. Thatcher verburgerlijkte de Tories, wat je een democratische stap vooruit zou kunnen noemen, een proces dat al onder haar voorganger Edward Heath was ingezet. Maar dit was een gevecht dat in conservatieve partijen op het Europese continent al niet meer werd gevoerd. Daar was in de eerste helft van de twintigste eeuw op vaak gewelddadige wijze met aristocratie en grootgrondbezit afgerekend.
Thatcher versloeg ook de radicale vakbonden onder leiding van de communist Arthur Scargill. Een overwinning die (marxistisch geredeneerd) 'historisch noodzakelijk' was. Maar het was wel een overwinning op een tegenstander die al met de rug tegen de muur stond. Ook dit was een achterhoedegevecht, tegen een tegenstander die nog meer in de achterhoede verkeerde. Hetzelfde kun je zeggen van haar overwinning op de Argentijnse generaals tijdens de ontzetting van de Falklandeilanden en van haar ideologische overwinning op het verstarde Sovjetcommunisme, dat achteraf gezien ten dode was opgeschreven. Thatcher won van tegenstanders die al voorbestemd waren om verliezers van de geschiedenis te worden. Dat maakt haar overwinningen niet minder waardevol - ook achterhoedegevechten moeten worden gevoerd - maar het blijven achterhoedegevechten.
Veelzeggend is van wie ze niet won. Ze won uiteindelijk niet van de pragmatische conservatieven in haar partij, die vonden dat zij te ver ging in haar confrontatiepolitiek en het land verscheurde. Ze legde het ook af tegen Helmut Kohl, die de Duitse eenwording doordrukte en het Verenigd Koninkrijk naar het tweede plan verdrong als special partner van Amerika in Europa. Die rol is alleen voor de Britten weggelegd als zij samen met de Amerikanen oorlog voeren, precies die activiteit waarvan de rest van Europa hoopt dat die tot het verleden behoort. Het is waar dat de Britse euroscepsis - waarvoor Thatcher met haar 'Brugge-speech' de basis heeft gelegd - nu opgang maakt op het Europese vasteland, maar ook dit is een achterhoedegevecht, een gevecht om het behoud van of terugkeer naar de (geromantiseerde) natiestaat. Ongetwijfeld zullen hedendaagse eurosceptici in Thatcher een voorbeeld zien. Maar ze moeten ook beseffen dat Thatcher in 1990 een verliezersstrategie voerde met haar verzet tegen de Duitse eenwording en het opgaan in het Europa van Brussel.
Opvallend is waarover zij het niet had. De vraagstukken waar rechts zich tegenwoordig zo druk maakt (islam, immigratie en integratie) speelden in haar tijd niet. Hoogstens kun je zeggen dat de conservatieve politicus Enoch Powell, die in 1968 al op het immigratievraagstuk, een van Thatchers intellectuele wegbereiders was. Maar als Thatcher het over terroristen had, doelde ze op de IRA, die haar in 1984 bijna opblies in een hotel in Brighton. Tot een oplossing van de Ierse kwestie kwam het niet tijdens haar regeerperiode. Die kwam onder new Labour, dat onder Tony Blair het ouderwetse socialisme afzwoer (misschien wel het grootste succes van Thatcher) en met een moderniseringsagenda kwam. Die kwam natuurlijk ook neer op een 'inhaalslag' voor de Britse overheid, die onder Blair weer groter werd.
Dat laatste kun je natuurlijk als regressie zien, als het eroderen van de Thatcher-hervormingen, met hun nadruk op eigen verantwoordelijkheid, de marktsector en particulier bezit. Maar dat duidt ook op de beperkte houdbaarheid van de Thatcher-revolutie. De grootste terugslag kwam in 2008, toen de bankensector ineenzakte en de Britse overheid en de hele westerse wereld met een last opzadelde waaronder we nog steeds kreunen. De credit crunch is niet de schuld van de in 1980 ingezette liberaliseringen, wat links zegt. Maar je kunt de huidige tekorten ook niet als vanouds op rekening schrijven van spilzieke overheden, wat rechts nu doet, want dat links uit de tijd van Thatcher bestaat niet meer. Erger, het zijn nu die verguisde overheden die als vangnet voor de bellenblazers uit de financiële sector mogen dienen. 'You can't fool the markets', maar de geldmarkten zetten wel alles en iedereen op het verkeerde been. Ten nadele van de huizenbezittende middenklasse en de hardwerkende belastingbetalers die de spil vormden van de Thatcher-revolutie. Wie dan toch - zoals vele Thatcher-epigonen nu - doorgaat met socialisten vreten en overheden de schuld geven van alle kwalen, houdt zichzelf voor de gek en bedrijft onzinpolitiek. Het tegendeel dus van de no nonsense waar de formidabele Maggie Thatcher in haar tijd voor stond.