Wie Altijd Wat gelooft, krijgt de indruk dat farmaceutische bedrijven jarenlang te veel geld vroegen voor AIDS-remmers en miljoenen arme patiënten in de Derde Wereld aan hun lot overlieten. De werkelijkheid is iets ingewikkelder.
Natuurlijk, bedrijven vragen een patent aan op medicijnen die zij ontwikkelen. Zo wordt de prijs vijftien tot twintig jaar lang kunstmatig hoog gehouden. Maar dat is tot op zekere hoogte nodig om de kosten die in de ontwikkeling van een medicijn gaan, terug te verdienen.
In het geval van AIDS-remmers verklaart niet alleen de voorheen hoge prijs het beperkte gebruik ervan in ontwikkelingslanden. AIDS-remmers bestaan niet uit een pil die men dagelijks inneemt; het is een mix van medicijnen die meerdere malen per dag moet worden geslikt. Dat gaat niet altijd goed wanneer je maken hebt met ongeletterde patiënten in de middle of nowhere in Afrika. De distributie van medicijnen gaan in ontwikkelingslanden ook moeizamer dan hier in het Westen.
Dat het gebruik van AIDS-remmers in de Derde Wereld de afgelopen jaren toch toeneemt, heeft niet alleen te maken met de productie van generieke geneesmiddelen. Het heeft ook vooral te maken met de verbetering van de medicijnen en de economische ontwikkeling daar. Het aantal medicijnen dat moet worden geslikt, neemt af. Tal van Afrikaanse landen gaat het economisch voor de wind. Mensen worden rijker, alfabetisch, verstandiger.
Al met al, een samenspel van factoren waarvan de vermeende hebzucht van de medicijnenmakers er slechts een is. Toch richt de NCRV zich alleen daar op.