Het is niet veel eenvoudiger dan de kwestie van de kip en het ei: moet een schrijver rekening houden met zijn dierbaren en met anderen die ooit iets voor hem deden?
NRC Handelsblad interviewde onlangs Jan Siebelink naar aanleiding van het verschijnen van zijn roman De blauwe nacht¸ waar ik best nieuwsgierig naar ben. Siebelink pakt een link onderwerp aan. Zijn hoofdpersoon is verliefd op zijn dochter. Ik heb het al wel eens ergens geschreven dat ik me met de beste wil van de wereld niet kan voorstellen dat dit niet heel vaak gebeurt. Is een begeerlijk jong meisje totaal onbegeerlijk voor de vader, die bovendien in haar ook nog de jonge versie van zijn vrouw kan ontdekken?
Het lijkt me te veel gevraagd, al is de vader-dochterrelatie natuurlijk wel een rem en is de sleur van het dagelijkse gezinsleven ook niet bepaald bevorderlijk voor het ontstaan van een wilde passie. Tenslotte worden broers en zusters ook niet zo gauw verliefd op elkaar, gewoon omdat liefde ook iets met nieuw en avontuurlijk te maken heeft en weinig met vertrouwd en huiselijk. Maar ik weet niet hoe de situatie in dit boek precies is. Zeker is dat Siebelink een taboe durft te tackelen en dat wekt mijn bewondering. Dat we medelijden moeten hebben met een Eritrese bootvluchteling dat weet ik nu wel. Laten we ook eens denken over een vader die zijn dochter begeert. Mogelijk is het een drama van een andere orde, maar wel een drama dat een Nederlandse schrijver mogelijk beter kan behandelen dan de wereldproblemen.
Simenon
Ik moest onmiddellijk denken aan Georges Simenon die een nogal ongewone verhouding tot zijn dochter Marie-Jo heeft gehad. Hij, de vrouwenman, hield zich zo intensief met haar bezig, dat ze stapelverliefd op hem werd, een trouwring ging dragen en op haar 25e zelfmoord pleegde. Hoever Simenon deze incestueuze liefde heeft gestimuleerd, zullen we nooit weten, want Simenon wist zichzelf altijd handig te verkopen, zowel letterlijk als figuurlijk. Hun laatste gesprek schijnt als volgt te zijn geweest. Marie-Jo belde vanuit Parijs naar haar vader in Lausanne. Ik houd van je, pa. Zeg me dat je ook van me houdt. Simenon, vaderlijk: Maar natuurlijk houd ik van je, kleintje. Marie-Jo: Nee, zeg me alleen: ik houd van je. Simenon, na enige aarzeling: Ik houd van je. Daarna schoot ze zich met een revolver door het hart. Of Simenon dat ook door de telefoon heeft kunnen horen, is onbekend. Bekend is dat hij er volledig kapot van was, ophield met schrijven, maar in losse aantekeningen de geestelijk labiele moeder, Denyse Ouimet, de schuld in de schoenen schoof . Deze vrouw antwoordde kort daarop met twee boeken, Un oiseau pour le chat (ook in het Nederlands verschenen als Een vogeltje voor de kat) en Le phallus dor, om te laten zien dat de egoïstische Simenon over lijken ging. Waarmee we terug zijn bij ons onderwerp: de schrijver die schrijft ten koste van zijn omgeving.
Tijdens het interview met Siebelink wordt vrij duidelijk het boek laat er waarschijnlijk ook geen twijfel over bestaan dat de auteur tot op zekere hoogte van een eigen ervaring uitgaat. Het is dus niet verbazend dat de interviewer vraagt Hoe vond uw vrouw het boek? en Hebben uw kinderen het gelezen? En dan komt de vraag waarover ik het eigenlijk wil hebben: Is het schrijverschap belangrijker dan dat je eventueel je dierbaren kwetst? Gaat de Kunst voor het Leven, om het eens bombastisch te zeggen? Maar ik ken schrijvers die voor het gemak inderdaad zo bombastisch denken. Mag de familie al blij zijn dat ze de Grote Schrijver steunt en eventueel materiaal levert? Niet weinig auteurs zien het zo, om zich van alle gewetensnood te bevrijden.
Intimiteiten
Ik ben net nog door de telefoon uitgescholden door de dochter van een vroegere en inmiddels overleden vriendin van me. Ik zou te veel intimiteiten van haar moeder prijsgeven en dat zou onfatsoenlijk tegenover die moeder zijn. Het kan uiteraard ook dat het haar meer om haarzelf dan om haar moeder ging, want zo gaat het dikwijls. Maar we zitten nog met de vraag. Eén ding is zeker: het komt de literatuur niet ten goede wanneer alles verzwegen wordt dat pijnlijk voor betrokkenen kan zijn. Een beetje schrijver weet dat. Wat weegt zwaarder? En, zoals gezegd, voor velen is de rekensom gauw gemaakt: ik zeg lekker wat ik zeggen wil en de mensen kunnen me de pot op. Het gaat dan misschien niet eens zozeer om de moraal, maar om de aandacht, het succes
Het pleit voor Siebelink dat hij verklaart: Natuurlijk heb ik erover gepiekerd of ik dit wel moest opschrijven. Ik heb overwogen het onderwerp weg te laten. Sterker nog: ik heb me afgevraagd of ik dat hele boek wel moest schrijven. Maar ik wist dat ik er niet onderuit kon. Dit boek moest geschreven worden. Ik moest mezelf veruiterlijken in zon man die verwerpelijke dingen denkt en doet. Zon man die zich in een laatste oprisping vóór het einde aan liederlijkheden laaft. Omdat ik zelf schrijf, kan ik hier makkelijk inkomen en ik vrees dat ik er niet alleen begrip voor heb, maar zelfs geen haar beter ben. Ja, ik leef ook maar één keer. ik kan die boeken niet in een volgend leven schrijven. En wees nu eerlijk: waar moet de auteur zijn materiaal vandaan halen, toch niet van Mars? Maar moet je de bron beter verbergen, zoals het merendeel van de schrijvers doet? Dan gaat echter een belangrijk psychologisch aspect verloren en dat is nu precies wat een serieuze schrijver niet wil Je komt er niet uit.
Geen genade
Ik ken overigens schrijvers die niet alleen geen genade kennen voor alle vrienden en geliefden die ze ten tonele voeren, maar die er zelfs nog een schepje boven op doen en details toevoegen die het verhaal nog sappiger maken. Moet kunnen, zullen ze dan wel zeggen. De betrokkenen zijn dan tot hun eigen verbazing soms gedwongen zich te verdedigen tegen de meest absurde beschuldigingen, een proces dat ze niet zelden verliezen. De Grote Schrijver zal wel gelijk hebben, zijn tuttige vrouwtje is maar een zeurkous die hem in de weg loopt en de ontplooiing van zijn door God geschonken talent dwarsboomt. Er gaat soms een eeuw overheen tot vrouwtje gelijk krijgt.
Ja, wat kan en wat kan niet, als het überhaupt zin heeft zon maatlat aan te leggen? Het moment van de publicatie telt ook wel, vind ik. Tegen die dochter die me telefonisch uitkafferde, had ik kunnen zeggen dat ik tientallen jaren met de publicatie gewacht had om haar vader geen pijn te doen. Ook dat haar moeder nota bene de eerste en veel hardvochtigere versie van mijn roman voor mij getikt had! Maar ik ben niet in discussie gegaan, om de eenvoudige reden dat ik van mening ben dat er in deze zaak niet één gelijk is. Tolstoj had gelijk en zijn vrouw Sonia had gelijk, alleen had Sonia misschien pech dat ze tegen Tolstoj was opgelopen en was ze beter met een gewonere herenboer getrouwd. Verwonderlijk blijft toch altijd dat een schrijver veel meer vergeven wordt als hij een grote bekendheid geniet. Alsof de gekwetsten dan tenminste nog iets terugkrijgen. Soms is dat alleen maar snobistische voldoening. Toen zijn zoon beroemd werd, zeurde vader Wolkers er niet meer over dat hij in boek na boek als een bigotte geilaard was voorgesteld. Voor de schrijver blijft dus misschien alleen de mogelijkheid beroemd te worden.