Zo is het.
Marianne Zwagerman haalt in haar meest recente column voor BNR Nieuwsradio (zowel geschreven als gesproken) op heerlijke wijze uit naar minister Kajsa Ollongren. Je weet wel, die D66-gek die maar al te graag bereid is om de persvrijheid af te schaffen om 'Russisch nepnieuws aan te pakken.'
Zwagerman is niet onder de indruk van Ollongrens 'zorgen'... en ook niet van de steun voor de nepnieuwshetze van de NOS:
De beste visagist was ingevlogen om de minister maximaal aaibaar in beeld te brengen. Heur haar was zo koninklijk gekapt dat ik haar nauwelijks herkende. De uitzending had al na vijf minuten gestaakt kunnen worden want Ollongren moest direct -alweer- toegeven dat ze geen enkel Nederlands voorbeeld van nepnieuws kan noemen. De leraar journalistiek die op de kruk naast haar zat was ook glashelder: “De minister overdrijft,” zei hij. “Ze wekt de indruk dat het in Nederland al aan de orde was. Het is eerder een potentieel probleem dan een probleem”.
"Anderhalf uur zendtijd op nationale tv voor een niet bestaand probleem. Ik zou het niet eens verzinnen als ik een nepnieuwsfabriek bestierde," aldus Zwagerman. Maar ja, de NPO gaan er maar wat graag mee aan de haal. Rob Trip gaf Ollongren compliment na compliment. Tot voor kort had niemand het erover, zei hij, maar nu weet iedereen wat er bedoeld wordt met "nepnieuws." Wat een prestatie van Ollongren!
Nou, misschien toch niet, schrijft Zwagerman. "JA! Omdat journalisten zich als makke pr-schapen laten gebruiken door de regering! Omdat ze elkaar napraten en nieuwsconsumenten zo het gevoel geven dat er echt iets aan de hand zou kunnen zijn," wat je reinste flauwekul is. Daarbij vindt ze het verbazingwekkend dat hele horden mainstream-journalisten het blijkbaar wel prima vinden wat Ollongren doet.
Dat is geen woord te veel gezegd. Ollongren is, zonder twijfel, de gevaarlijkste vrouw van Nederland -- in ieder geval voor mensen die het vrije woord hoog hebben. En het is een absolute schande dat de NPO haar alle ruimte geeft om haar tyrannieke beleid te verdedigen.