Schiereiland De Krim, Rusland en Oekraïne: dit onzalige trio is al dagen niet weg te slaan uit het nieuws.
Als geïnteresseerde in (geo)politiek, geschiedenis en de actualiteiten volg ik de ontwikkelingen nauwgezet. Maar ik ben ook een monetair econoom. En dan trekt één van die vele berichten toch extra sterk mijn aandacht. Wat meteen weer tot (bijna filosofische) vragen leidt.
Het bericht in kwestie was de melding van het feit dat de regering van De Krim vrij snel na de onafhankelijkheidsverklaring een eigen centrale bank heeft opgericht. De monetaire hemel heeft daarmee een nieuwe ster gekregen. Eigen geld zal Krim overigens niet uitgeven; de Russische roebel wordt wettig betaalmiddel, zo werd toen direct bekend gemaakt. Sinds deze week is bekend dat Rusland De Krim annexeert, dus de roebel wordt per definitie de munt van De Krim.
Maar wel of geen eigen geld doet er even niet toe. Wat mij trof is de vanzelfsprekendheid dat elk land een centrale bank moet hebben. Als het uitroepen van onafhankelijkheid de yin is, dan is oprichten van een centrale bank blijkbaar de yang: de één gaat niet zonder de ander. Maar waarom is het zo vanzelfsprekend dat je als land ook een centrale bank móet hebben?
Een lange tijd was het niet zo. Vóór het begin van de 20ste eeuw was er een handjevol centrale banken, waaronder De Nederlandsche Bank (DNB). Tegenwoordig heeft élk land een centrale bank, zelfs een landje als San Marino, dat niet eens een eigen munt heeft en de vraag zeker terecht is: moet dan nou, een centrale bank? Sommige landen hebben er zelfs twee! Daarvoor hoeven we niet uit te wijken naar verre oorden: Nederland is zo een land. DNB is onze centrale bank, maar de Europese Centrale Bank is dat óók!
Ergens in de loop van de 20ste eeuw is iets wat volstrekt abnormaal was, namelijk dat elk land een centrale bank heeft, volledig normaal geworden. Nog een bizar voorbeeld dicht bij huis. Toen in 1998 besloten werd dat ook Luxemburg de euro zal invoeren op 1 januari 1999, was er wel een probleem: Luxemburg had namelijk geen centrale bank. Dat was zo een probleem dat in 1998 het land er eentje kreeg: de centrale bank van Luxemburg werd opgericht. Waarom dat moest, immers het land presteerde prima vóór 1998 toen het géén centrale bank had, is mij nog steeds een raadsel. Maar het moest en zo geschiedde.
Zoals ik in mijn boek
Geldmoord schreef:
"als we de geschiedenis sinds het jaar 0 gelijkstellen aan een klok waarbij de geboorte van Jezus Christus 00:00 is en dit moment 23:59, dan zijn de centrale banken een normaal verschijnsel sinds ongeveer half elf in de avond."
Als het massaal oprichten van centrale banken nou goed was voor, ik noem maar wat, de waarde van het geld, dan soit. Maar het oprichten van de centrale bank, en met name de Amerikaanse Fed, is in mijn ogen juist het begin van wat ik 'geldmoord' noem: de waarde van het geld is sinds dat tijdstip van ongeveer half elf in de avond enorm gedaald. Er is geen munt ter wereld waarvoor geldt dat de waarde ervan niet is uitgehold door aanhoudende inflatie. Tot aan de geboorte van de centrale banken waren prijsstijgingen van tijd tot tijd niet ongewoon. Het verschil met het tijdperk van de centrale banken is dat na elke periode van stijgende prijzen een periode kwam waarin de prijzen minstens zo hard en vaak zelfs veel harder daalden. Prijsdalingen zijn de laatste decennia vrijwel uitgeroeid. Het gevolg is de totale inflatie van duizenden procenten in de laatste 100 jaar waar de prijzen in de eeuwen daarvoor per saldo nauwelijks stegen.
Geld uitgeven en de prijs ervan bepalen (de rente namelijk) moet blijkbaar zo ver mogelijk van de vrije markten gehouden worden, zo centraal geregeld, dat een vergelijking met de Sovjet Unie zich vrij snel opdringt. Net zoals men in dat land centraal bepaalde hoeveel schoenen er per jaar gemaakt moesten worden, inclusief aantallen per maat en kleur, zo wordt de prijs van geld in onze moderne economieën bepaald. De onzichtbare hand van de vrije markt moet op zo groot mogelijke afstand gehouden worden. Dat is overigens dezelfde onzichtbare hand die we de afgelopen decennia heilig hebben verklaard, dé reden waarom alles wat los en vast zit geprivatiseerd is in loop der tijd. Maar het geld moet buiten schot blijven!
Het heeft iets bizars in zich: de prijs van het geld, het bloed van een kapitalistische economie, wordt bepaald op een manier waarop zelfs voormalig Sovjet-Unie jaloers op zou zijn. In de kern van onze kapitalistische economieën vinden we een oer-communistische instelling, de centrale bank. Waarom vrije marktwerking overal gewenst is want efficiënt maar niet op het terrein van rentes of gelduitgifte, is een vraag waar ik tot op heden geen (bevredigend) antwoord op heb gekregen of gevonden.
Dezelfde avond nadat ik het bericht tegenkwam over de jongste centrale bank op deze Aarde, las ik in een blad een reportage over het project van MarsOne, het bedrijf dat over enkele jaren de eerste kolonisten naar Mars wil sturen. Om de twee jaren erna worden nieuwe kolonisten naar de Rode Planeet gelanceerd. Die kolonisten zullen daar tot het einde van hun leven blijven; zij krijgen een enkeltje aangeboden. Op den duur zal de groep redelijk groot worden dat er op Mars een maatschappij zal ontstaan en onder meer onderlinge handel. Niet iedereen zal alles kunnen doen. De een kan prima groenten verbouwen op Mars terwijl de ander juist goed is in boren naar bruikbare mineralen of genezen van de kolonisten. Toen ik het las moest ik, als monetair econoom, terugdenken aan De Krim en de historie van de centrale banken in het algemeen. Zal geld een rol spelen in die Mars-maatschappij en zo ja, welke rol, vraag ik me dan af. Zolang ze maar geen centrale bank van Mars oprichten denk ik dan, denkend aan de ervaringen ermee op moeder Aarde.