Ongelijkheid. Nogal wat mensen kunnen er slecht tegen. Ze zouden graag zien dat iedereen hetzelfde is, heeft en verdient.
Maar helaas. In landen waar getracht is dit doel te bereiken was steevast economische en vooral ook humanitaire ellende het gevolg. Het communisme hoort thuis op de meest onwelriekende uithoek van de mestvaalt van de geschiedenis. Gelukkig zijn er steeds minder landen waar Lenin en Marx nog op hun voetstuk staan. Daardoor zijn bijvoorbeeld in China steeds meer mensen in staat hun Mao pakjes in te ruilen voor designer jeans.
Maar toch steekt de drang om meer gelijkheid te bewerkstelligen voortdurend de kop op. Ondanks dat de inkomensongelijkheid hier in Nederland niet heel groot is wil de PvdA toch een groot nivelleringsfeest organiseren. In het publieke debat ondertussen, is de aandacht verschoven van inkomensongelijkheid naar vermogensongelijkheid. Het CBS meldde op 12 april dat in Nederland de rijkste 1% van de bevolking een kwart van het vermogen bezit. In 2008 was dat slechts 20%. De concentratie van vermogen is dus toegenomen. Dat zijn bijna Amerikaanse toestanden en dan hoor je al snel dat we die hier met zijn allen natuurlijk niet moeten willen. Pleidooien voor hogere belastingen op vermogen zijn het voorspelbare gevolg. Soms is de argumentatie neutraal van toon. Onder verwijzing naar een dalend aantal werkenden als gevolg van de vergrijzing moet er wel meer belasting op de factor kapitaal worden geheven is dan de praktische redenering. Maar vaak klinkt regelrechte afgunst en animositeit jegens de rijken door in de motivaties voor hogere heffingen.
Niet alleen in Nederland staat vermogensongelijkheid hoog op de agenda. De aanjager van het internationale debat is de Franse econoom Thomas Piketty. In zijn Capital in the Twenty-First Century beschrijft hij hoe de vermogensongelijkheid toeneemt. Nu ben ik nog maar net begonnen met lezen maar dat het een indrukwekkend (empirisch) werk betreft is zonneklaar. Kort samengevat is de oorzaak van toenemende vermogensgelijkheid een verschil in twee groeivoeten. Die van het nationale inkomen (g) en die van de vermogensomvang (r). Als de laatste groter is dan de eerste, dan is toenemende ongelijkheid het gevolg.
Volgens Piketty, die voor zijn analyse gebruik maakt van belastingrecords, was dit in de negentiende eeuw het geval. Tijdens een groot deel van de twintigste eeuw was g groter dan r, mede door twee wereldoorlogen die veel vermogen en kapitaal vernietigde. Maar nu is de situatie weer omgekeerd. Of r echt langdurig en consequent groter kan zijn dan g betwijfel ik maar volgens Piketty zal dit de gehele eenentwintigste eeuw zo blijven. Hierdoor zouden we terugkeren naar een situatie van Patrimonial Capitalism. Een situatie waarin een aantal dynastieën de economische dienst uitmaakt en waar al het vermogen is geconcentreerd en waar niemand nog tussenkomt. Klopt helemaal las ik in de Guardian. Will Hutton verwees in zijn bespreking van Pikettys boek naar twee Britse aristocraten die dankzij eeuwenoude familiefortuinen in de toptien van de meest rijke Britten staan. Die zouden dus exemplarisch zijn voor de stelling dat het kapitalisme faalt en dat niemand nog op gelijke hoogte kan komen met de heersende bezittende klasse. Hoe Piketty dit precies ziet heb ik nog niet gelezen, maar wat Hutton hier stelt lijkt me complete flauwekul.
Natuurlijk is er oud geld, zeker in de klassemaatschappij die Engeland nog steeds is. Maar ook daar is er iemand als Richard Branson die vanuit het niets een groot imperium en vermogen heeft opgebouwd. En kijkend naar de lijst van de 20 rijkste Amerikanen zie je heel veel nieuwkomers als Mark Zuckerberg van Facebook, Googles Larry Page en vele anderen. Vergeleken met hen is Bill Gates al oud geld en die is pas een jaar of veertig bezig. Het is nog steeds mogelijk voor nieuwkomers om een fortuin op te bouwen. Misschien wel sneller dan ooit te voren. Nee, dat zorgt niet voor kleinere vermogensongelijkheid. Maar die ongelijkheid lijkt me geen probleem as such. Er is wel een probleem als ongelijkheid statisch is en er geen ruimte en kansen zijn voor nieuwkomers. Maar dat lijkt vooralsnog absoluut niet het geval te zijn. Met goede ideeën, hard werken en risico nemen kunnen nog steeds grote, nieuwe vermogens worden vergaard. Ook met minder dynamische eigenschappen als spaarzaamheid en oplettendheid kun je een eind komen. Wie 200 per maand in een aandelenfonds legt heeft bij 5% rendement na veertig jaar een kapitaal van een kleine drie ton. De scheiding tussen de bezittende en werkende klasse is natuurlijk niet absoluut.
Groot of klein, opgebouwde vermogens zijn het resultaat van het hebben van bepaalde eigenschappen en vooral ook van hard werken. Dat lijken veel voorvechters van hogere vermogensbelastingen gemakshalve nogal eens te vergeten. Natuurlijk is er de problematiek van zich niet tot prestaties verhoudende bonussen en salarissen die managers, ook falende, zichzelf kunnen toebedelen. Hoe stuitend ook, dat is geen inherent probleem van het kapitalisme. Ook de gestaalde communistische kaders wisten goed voor zichzelf te zorgen. Wie weet is mijn wereldbeeld helemaal anders na volledige lezing van Pikettys boek. Maar vooralsnog zie ik vermogensongelijkheid niet voortdurend blijven toenemen. En sowieso zie ik ongelijkheid niet als signaal dat het kapitalisme faalt. Integendeel. Kapitalisme kan niet zonder.
Ewoud Jansen, Econoom en publicist; Twitter: @ewoudjansen