Volgens het World Economic Forum is de toenemende mondiale inkomensongelijkheid de komende 10 jaar de grootste bedreiging voor de wereldeconomie.
Inkomensverschillen tussen mensen is altijd al een '
hot topic', niet alleen in de economie, maar juist en vooral in de politiek. En zeker na de recente WEF-top in Davos staat het onderwerp weer volop in de belangstelling. Zelfs het economenpanel van
Me Judice wijdde er een item aan. Daar bleek min of meer communis opinio te bestaan over de stelling dat de groeiende inkomensongelijkheid in Nederland een verontrustende ontwikkeling is. Zie grafiek:
Stelling 1: De groei van de inkomensongelijkheid in Nederland is een verontrustende ontwikkeling.
Ook waren de economen het er grosso modo over eens dat verhoging van het toptarief een verlaging van het nationaal inkomen tot gevolg zal hebben (35% was het daar overigens niet mee eens); dat inkomenspolitiek het effectiefst is als het gericht wordt op het vergroten van verdienmogelijkheden aan de onderkant van de arbeidsmarkt (22% niet); en dat de positie van de middenklasse wordt uitgehold door technologische ontwikkelingen (ook 22% niet).
Inkomensverschillen houden de gemoederen nogal bezig. Als rechts-conservatief lijkt het logisch dat ik vind dat de vrije markt die verschillen moet bepalen, maar ik ben daar toch wat genuanceerder tegenaan gaan kijken. De vrije markt biedt zeker niet altijd de beste resultaten. Kijk maar naar de zorg of naar de bankencrisis. Een opvatting over een onderwerp als 'inkomensongelijkheid' wordt natuurlijk niet uitsluitend door economische factoren bepaald, maar ook door politieke, psychologische en zelfs filosofische. Of de groeiende inkomensongelijkheid verontrustend is hangt vooral van je politieke visie af, dunkt me. Als de laagste inkomenscategoriën in reële termen maar voldoende groeien is er geen reden om in paniek te raken. Het verdwijnen van de middenklasse zie ik daarentegen wel als een ernstige bedreiging van de sociale cohesie binnen een samenleving; bovendien is het slecht voor de consumentenbestedingen en dus voor de gezondheid van de algemene economie. Ik ben het hier dus -voor de verandering- volkomen eens met Sylvester Eijffinger. De euro- en bankencrisis dragen bij aan de uitholling van die middenklasse en vormen daarom een bedreiging van de welvaart. Het valt bovendien niemand uit te leggen dat hele samenlevingen worden ontwricht, waarbij grote groepen mensen in diepe armoede worden gestort, terwijl politici en bankiers vrijuit gaan. Sterker, er zelfs aan verdienen (en als het fout gaat mag de belastingbetaler voor die fouten opdraaien).
De tweede stelling over de verhoging van het IB-toptarief in relatie met het nationaal inkomen is ook een interessante. We leven in een land waar 10 procent van de bevolking goed is voor 70 procent van de belastinginkomsten. De
inkomstenbelastingdruk in Nederland is de op één na hoogste van Europa (alleen in Spanje is het officieel nog erger, maar daar tiert een zwarte economie dan ook welig). Als we kijken naar de totale belastingdruk, dan valt op dat de mondiale verschillen enorm zijn, zoals blijkt uit de studie '
Paying Taxes 2014' van PwC. In Uzbekistan bijvoorbeeld bedraagt de totale belastingdruk bijna 100 procent (99,3); in het Midden-Oosten nog geen 25 procent (23,7).
Wie weleens van de Laffer-curve heeft gehoord weet, dat belastingverhoging soms het omgekeerde effect sorteert dan werd beoogd: in plaats van méér krijgt de belastinginner minder binnen. Ook hier ben ik het weer volledig eens met Eijffinger waar hij zegt dat we weten dat de kritische grens ligt bij een toptarief van 50 procent. Alles daarboven levert minder belastinginkomsten op en is dus voor de (politieke) bühne.
Daarnaast zien we aan de huidige accijnsverschillen met onze buurlanden, dat veel belasting 'weglekt' naar die buurlanden, omdat mensen daar hun spullen kopen. Voor de benzine en tabaksaccijns gaat het om een bedrag van circa 65 miljoen
per maand. Toch een klein miljard per jaar wat de staat aan inkomsten misloopt. De
accijnzen in ons land zijn de afgelopen jaren enorm hard gestegen en de verschillen tussen EU-lidstaten zijn groot.
Stelling drie was: Inkomenspolitiek is het meest effectief als het gericht is op het vergroten van de verdienmogelijkheden aan de onderkant van de samenleving. Nogal wiedes zou je zeggen, het gaat immers per saldo om het netto besteedbare inkomen. Als de koopkracht van grote delen van de bevolking (te) laag is, is dat schadelijk voor de economie. Probleem is dat de overheden veel te veel geld uitgeven aan de meest onzinnige zaken. Niet alleen op rijksniveau, maar vooral op gemeentelijk niveau. Daarbij komt, dat de factor arbeid in dit land extreem belast wordt, daar waar juist consumptie belast zou moeten worden om de economie te stimuleren. Ook de OESO heeft in haar rapport Taxes and Growth aangegeven, dat de belasting op arbeid en winst omlaag moeten en vervangen moeten worden door belasting op consumptie (BTW). Probleem is, dat ook die BTW in veel landen al schrikbarend hoog is. Het mes zal echt in de omvang van de overheid moeten, er zit weinig anders op.
De laatste stelling ging over De positie van de middenklasse op de arbeidsmarkt* zal onder invloed van technologische vooruitgang sterk worden uitgehold. * Werknemers die geschoold doch routinematig werk verrichten.
Denk dat dit vooral voor de lagere klasse geldt.
Robotisering en de EU-open grenzen politiek zorgen voor verdringingsverschijnselen, met alle negatieve sociale gevolgen vandien. Daarom moeten we ervoor zorgen dat de stelselmatige afbraak van de kwaliteit van ons onderwijs wordt hersteld. Maar dat kost járen, al was het maar omdat degenen die voor de uitvoering zorg moeten dragen zelf het product zijn van 40 jaar onderwijsexperimenten. Het moest immers 'eerlijker'. Met 'dank' aan het socialisme.
Daarnaast staat de positie van die middenklasse inkomens onder druk door toenemende lastenverzwaring op allerlei niveau's, terwijl de voorzieningen afnemen. Men betaalt meer, maar krijgt minder. Hier gaat natuurlijk geen economische stimulans van uit, eerder een polariserende, zoals ook bleek uit de
CPB-policy brief van Bas ter Weel:
'Loonongelijkheid in Nederland stijgt' (2012/06).
Alles overziende resteert een somber toekomstperspectief voor de middengroepen en lagere inkomens. In die zin heeft het World Economic Forum dus gelijk. Maar wie kijkt naar het staande EU-beleid constateert dat dit beleid eerder een aanmoediging is voor grotere inkomensverschillen en het (doen) verdwijnen van die middenklasse dan andersom. Neem het vandaag uitgebrachte
persbericht van eurocommissaris Malmström. Daarin bepleit ze een 'mobiliteitspartnerschap' met Tunesië:
"Dit mobiliteitspartnerschap is gericht op een gemakkelijker verkeer van personen tussen de EU en Tunesië en op de bevordering van een gemeenschappelijk en verantwoord beheer van de bestaande migratiestromen, met name door middel van vereenvoudigde visumprocedures."
Ze voegt er nog aan toe dat 'het partnerschap verder ten doel heeft om Tunesische burgers die over de vereiste kwalificaties beschikken, beter in te lichten over de mogelijkheden om in de EU te werken'. Welja, toe maar, er is in de EU natuurlijk allang sprake van de door de EU bij de introductie van de euro beloofde 'volledige werkgelegenheid'. Dit soort wereldvreemde types als Malmström brengen meer schade toe aan de economie dan een Franse vakbond.
Inkomensongelijkheid is niet het grootste probleem, maar een veel te grote quartiare sector in combinatie met het EU-beleid om de welvaart te herverdelen, waarvan de middengroepen de dupe worden (en uiteindelijk ook nadelig uitpakt voor de multinationals, omdat er onvoldoende kapitaalkrachtige consumenten zijn overgebleven). Niet voor niets luidde het Rode Kruis vorig najaar
de noodklok over Europa:
"Europa glijdt af naar een lange periode van toenemende armoede, massale werkloosheid, sociale uitsluiting, extreme ongelijkheid en collectieve wanhoop. Dit alles is het resultaat van de gestrenge besparingspolitiek die als antwoordt geldt op de schulden- en muntcrisis van de voorbije vier jaar. Terwijl andere continenten er in slagen de armoede in te dijken, neemt die in Europa toe. De langetermijngevolgen van deze crisis moeten zich nog manifesteren. De problemen zullen decennialang voelbaar zijn, zelfs indien de economie zich herstelt in de nabije toekomst. We beseffen als continent niet wat ons is overkomen."
Uit de EU en wel NU.
Hier vindt u een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter.