Als het aan de PvdA ligt, mogen Nederlandse bedrijven niet van Nederlandse ontwikkelingshulp profiteren.
De PvdA en VVD hebben weer een nieuwe splijtzwam gevonden. Hoe gaan ze het extra geld dat vrijkomt voor ontwikkelingssamenwerking besteden?
Dat er honderden miljoenen euro's meer naar ontwikkelingshulp gaat, staat al vast. De begroting voor ontwikkelingssamenwerking is namelijk aan de grootte van de economie gebonden en door een nieuwe rekenmethode groeit de Nederlandse economie in 2014 plots 4 tot 8 procent. Dat zou maximaal een verhoging van 290 miljoen euro voor ontwikkelingshulp betekenen.
De regeringspartijen zijn het er echter niet over eens hoe dat geld moet worden besteed. De VVD wil het geld in het zogenoemde Good Growth Fund stoppen: een pot voor bedrijven die investeren in ontwikkelingslanden. "Op dit moment gaat minder dan 10 procent van het budget voor ontwikkelingssamenwerking naar handel en investeringen. Wat de VVD betreft mag daar geld bij," zegt Tweede Kamerlid Ingrid de Caluwé.
De PvdA heeft nog geen reactie gegeven, maar in het verleden wel duidelijk gemaakt dat het liever geld in de bodemloze put die ontwikkelingshulp heet stort dan Nederlandse bedrijven en investeerders de kans te geven ook een beetje geld te verdienen. Als we er zelf immers ook beter van worden, dan vinden de sociaal-democraten dat verdacht. Ontwikkelingshulp moet wat hen betreft vooral een altruïstische aangelegenheid blijven.
Begin vorig jaar kwam het ook al tot een aanvaring in de coalitie toen PvdA-minister voor Ontwikkelingssamenwerking Lilianne Ploumen meer geld wilde vrijmaken voor het midden- en kleinbedrijf in arme landen terwijl VVD'er Henk Kamp, de minister van Economische Zaken, vond dat ook Nederlandse ondernemers wel mochten profiteren van het geld dat de Nederlandse staat ieder jaar aan het buitenland geeft, zeker omdat bedrijven het hier zwaar hebben.
De wereldverbeteraars zouden het toch als een win-winsituatie moeten zien: De overheid subsidieert bedrijven -- iets dat links sowieso graag doet, dat zou namelijk de economie stimuleren -- die vervolgens geld steken in arme landen. Omdat bedrijven winst willen maken, stoppen ze dat geld niet in nodeloze projecten die op de lange termijn geen daadwerkelijke ontwikkeling opleveren, maar investeren ze het juist in prille initiatieven en ondernemingen die met een steuntje in de rug de economie van het land in kwestie structureel verbeteren. Bedrijven brengen over het algemeen ervaring en technologie met zich mee wanneer ze in het buitenland zaken doen. Dat heeft blijvend effect.
Waterputten slaan en voedselhulp geven is goed bedoeld, maar dweilen met de kraan open. Om Derde Wereldlanden echt uit het slob te trekken is bedrijvigheid nodig. Dan groeit de economie en de middenklasse en die eist vervolgens ook politieke hervormingen. Dat hebben we de afgelopen dertig jaar in tal van Aziatische en Zuid-Amerikaanse landen gezien. Zodra de economie opveert, worden burgers mondiger en durven ze kritiek te uiten op hun leiders. Politici moeten ineens verantwoording gaan afleggen. Het bedrijven van vriendjespolitiek wordt dan een stuk lastiger.
En als Nederlandse bedrijven intussen een graantje mee kunnen pikken, dan is daar toch niets op tegen?