Nederland is in veel opzichten nog altijd een links-progressief denkend en handelend land. Hoe is dat zo gekomen?
Ondanks aanhoudende bezuinigingen en vooral lastenverzwaringen ten koste van de burger in de laatste jaren, heeft Nederland nog steeds een hoge collectieve uitgavenquote van bijna 50% van het nationale inkomen. Zelfs de PvdA-economen Vermeend en Van der Ploeg vinden dat een brug te ver, zo bleek uit hun publicatie Nederland moet op de schop uit 2012 (pdf).
Deze hoge collectieve uitgavenquote wordt mede veroorzaakt door de stijgende zorgkosten. In een ander artikel gaven Vermeend en Van der Ploeg aan dat wij in 2000 nog 8% van ons nationaal inkomen (BBP) uitgaven aan collectief gefinancierde zorg, dit inmiddels circa 13% bedraagt en dat de zorgkosten zonder ingrijpende maatregelen oplopen tot ruim 30% in 2040. Voor een doorsnee gezin zullen daardoor de uitgaven voor zorg toenemen tot bijna de helft van het inkomen. Inmiddels is door het kabinet een bezuinigingskoers ingezet, wat leidt tot veel verontwaardiging, vooral als blijkt dat bezuinigingen vaak de meest kwetsbaren raken. Wel is het zo, dat het kabinet nu eindelijk stappen zet om vanaf 2015 de topsalarissen van zorg- en onderwijsbobo’s aan te pakken.
Natuurlijk zijn de zorgkosten niet de enige kostenpost die al jaren gierend uit de hand loopt. Ook de stroom asielzoekers neemt weer toe als gevolg van doorgeslagen EU- en VN regelgeving. Het bureaucratisch verstarde en al decennia falende immigratiebeleid zorgt ervoor dat vaak de verkeerde mensen binnenkomen, terwijl degenen die we nodig hebben voor de arbeidsmarkt buiten blijven. Een kostenpost van vele miljarden euro’s. Dan hebben we nog de vaste EU-bijdrage van 48 miljard euro voor de periode 2014-2020, de verschillende EU-reddingsfondsen (waaronder het ESM met blanco cheque van Nederland voor 40 miljard euro) en het Klimaatakkoord, dat de burger zo’n 50 tot 100 miljard euro extra zal kosten in de komende jaren. Het zijn voorbeelden van een naar links doorgeslagen politiek systeem, dat de hoog oplopende rekening telkens neerlegt bij de burgers en daarmee hun koopkracht uitholt.
Nederland als verzorgingsstaat
Waar is de verzorgingsstaat begonnen? Socialisten en communisten waren natuurlijk al ver vóór de Tweede Wereldoorlog actief, maar hadden toen weinig in de melk te brokkelen. Voor de Tweede Wereldoorlog kende Nederland dan ook een liberale laissez-faire-ordening. Opmerkelijk genoeg zijn het de Duitse nationaal-socialisten geweest die tijdens die oorlog de eerste aanzet gaven voor de verzorgingsstaat, met maatregelen als ontslagbescherming door de overheid, de wet loonbelasting (1940), de kinderbijslag en het ziekenfonds (1941).
Na de oorlog kregen de sociaal-democraten meer macht en hebben met premier Drees (1948 - 1958) de verzorgingsstaat werkelijk vorm gegeven, via regelingen als de WW, de AOW en het instellen van allerlei sociaal-economische overlegorganen. Koningin Juliana , die in 1948 de troon had bestegen, bleek progressiever en socialer te denken en te handelen dan haar moeder. Ontwikkelingshulp werd één van haar passies.
Van vadertje Drees kan nog gezegd worden dat hij een nuchtere, zuinige Nederlander was die niets moest hebben van een kostbare Europese superstaat of van geldverslindende linkse hobbies. Eind jaren zestig, met de opkomst van de marxistisch geïnspireerde protestbeweging, werd Nederland nog veel linkser. Nieuw Links greep de macht in de PvdA en Drees voelde zich genoodzaakt om in 1971 zijn lidmaatschap van de partij op te zeggen, twee jaar vóór de start van het kabinet-Den Uyl. Tot aan zijn dood in 1988 is hij partijloos gebleven.
Lees verder op pagina twee.
Op pagina één heb ik doorgenomen hoe in de Tweede Wereldoorlog een eerste aanzet werd gegeven tot de moderne verzorgingsstaat, deze vervolgens na de oorlog uitgebouwd werd door premier Drees (1948 - 1958), maar doorgroeide tot onbedoelde en onhoudbare proporties in de jaren zestig en zeventig.
De collectieve uitgavenquote, die in de periode Drees ongeveer 30% bedroeg, steeg in de progressieve jaren zestig en zeventig door tot ver boven de 50% . De lastendruk nam navenant toe; in de jaren van premier Den Uyl bedroeg het toptarief van de inkomstenbelasting maar liefst 72%. De btw was ondertussen ingevoerd in 1969 door het kabinet-De Jong (KVP, ARP, CHU en VVD).
Vervolgens is er vanaf 1980 een rechtse tegenbeweging op gang gekomen. De neo-conservatieven grepen de macht in Amerika en in het Verenigd Koninkrijk met Reagan en Thatcher. Nederland bezuinigde en reorganiseerde tijdens de kabinetten Lubbers, zodat de collectieve uitgavenquote weer enigszins in het gareel kwam en de belastingtarieven konden dalen. Maar na het uitbreken van de financiële crisis in 2007, kwamen in veel westerse landen toch weer linkse of centrum-linkse regeringen aan de macht.
Zielloos links en zielloos rechts
In Nederland hebben we nu een centrumcoalitie van zielloos links (PvdA) en zielloos rechts (VVD); een uitruilcoalitie zonder gemeenschappelijk doel. Je kunt de vraag stellen of de in coalitieverband gezellig meenivellerende VVD nog een rechtse partij is. Als we rechts definiëren als partijen die voor een kleinere overheid zijn en voor lagere lasten voor burgers en bedrijven, dan wordt ons parlement voornamelijk bevolkt door linkse partijen, die zich graag met alle details van het economisch leven bemoeien, maar zonder woord van protest steeds meere soevereiniteit overdragen aan de EU (met uitzondering van PVV, VNL en de kleine christelijke partijen).
Zo zal ons parlement in het komende jaar 2015 nóg uitgebreidere verlofregels voorschrijven, komt er door de werkkostenregeling een einde aan veel bedrijfsuitjes en gaat de overheid dwingend regels opleggen op het vlak van flexibel werken. Mogelijk komt er vanaf 2017 een quotum voor arbeidsgehandicapten. Op aandringen van de EU zit er ook een vrouwenquotum aan te komen. De financiële repressie (denk aan negatieve rente op spaarrekening en een hogere vermogensbelasting) zal de komende jaren toenemen, om de overheid als Rupsje Nooitgenoeg te financieren.
Kortom, de overheid is nog altijd zeer dominant aanwezig in het maatschappelijke leven. We leven in een behoorlijk links land. Ik heb geen enkel bezwaar tegen een fatsoenlijk sociaal beleid, maar welvaart en economische groei zijn alleen mogelijk als burgers en bedrijven ook nog iets te besteden hebben. Dat wordt lastig als we steeds verder financieel uitgekleed worden, om een uit zijn krachten gegroeide herverdelingsbureaucratie en dito verzorgingsstaat te bekostigen op nationaal én ook nog eens op Europees niveau. Is het geen tijd voor een andere denkrichting?